Schadevergoedingen bij het annuleren of ontbinden van de overeenkomst

Schadevergoedingen bij het annuleren of ontbinden van de overeenkomst
image_pdfimage_print

De jurisprudentie laat een wisselend beeld zien. Een meest recent voorbeeld daarvan is het oordeel van het Hof van Justitie (hierna: het HvJ) in de Oostenrijkse zaak rhtb, waar partij 1, Parkring, opdracht geeft aan partij 2, rhtb, voor het bouwen van een vastgoedobject. Een aantal maanden na aanvang van het project, deelt Parkring mee aan rhtb dat zij niet wil dat rhtb het project verder uitvoert. De reden voor het ontbinden van de overeenkomst was niet aan rhtb toe te rekenen. De Oostenrijkse rechter oordeelt dat de overeengekomen vergoeding voor het project wel dient te worden voldaan een rhtb, maar twijfelt of de vergoeding nog een vergoeding voor een prestatie is of niet. Aan de voorwaarde dat een direct verband tussen de prestatie en de tegenprestatie bestaat, zou volgens de rechter niet worden voldaan doordat rhtb het project niet hoeft af te maken. De Oostenrijkse rechter stelt een prejudiciële vraag aan het HvJ. Het HvJ oordeelt dat de vergoeding wel een vergoeding voor een prestatie is en geen (onbelaste) schadevergoeding. Hoe het HvJ tot dit oordeel komt, werken wij hieronder uit.

Het HvJ haalt in het arrest aan onder andere de zaak Vodafone Portugal aan. In die zaak heeft het HvJ overwogen wanneer sprake is van een vergoeding voor een prestatie en wanneer van een schadevergoeding.

In beginsel zijn leveringen en diensten die onder bezwarende titel worden verricht belast met btw. Een dienst wordt echter pas onder bezwarende titel verricht, wanneer tussen de dienstverrichter en de afnemer een rechtsbetrekking bestaat, waarbij over en weer prestaties worden verricht en waarbij de ontvangen vergoeding een werkelijke tegenwaarde vormt voor de ontvangen prestatie. Hieraan wordt voldaan, wanneer een rechtstreeks verband bestaat tussen die prestatie en de vergoeding.

Het HvJ heeft geoordeeld dat de tegenwaarde voor de vergoeding die de afnemer betaalt voor een dienst, bestaat uit het recht gebruik te maken van de dienst, ongeacht of de afnemer dit ook daadwerkelijk doet. Dit heeft tot gevolg dat een dienstverrichter de dienst verricht zodra hij de afnemer in staat stelt gebruik te maken van de dienst. Het feit of de afnemer wel of geen gebruik maakt van de dienst, heeft geen invloed op het rechtstreekse verband tussen de prestatie en de te ontvangen vergoeding.

In Vodafone Portugal komt verder naar voren dat wanneer de vergoeding die wordt betaald voor het ontbinden van een overeenkomst, even hoog is als de vergoeding die dient te worden betaald in het geval dat de overeenkomst niet wordt ontbonden, dat dan sprake is van een vergoeding voor een dienst onder bezwarende titel en derhalve belast met btw.

In de zaak van rhtb wilde de dienstverrichter de overeengekomen werkzaamheden voltooien, maar werd tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het contract ontbonden door de afnemer, wegens niet aan rhtb toe te rekenen redenen. Vervolgens ontvangt rhtb alsnog de overeengekomen vergoeding uit de overeenkomst, zoals deze zou zijn als de overeenkomst niet werd ontbonden, enkel verminderd met de kosten die rhtb niet meer hoeft te maken nu de overige werkzaamheden verder niet hoeven te worden uitgevoerd.

Uit een aantal andere zaken volgen echter andere conclusies, zoals bijvoorbeeld in de zaak Les Bains. Bij Les Bains betaalden hotelgasten annuleringsvergoedingen als zij na reservering van een kamer de reservering annuleerden. Het ging hierbij om bedragen die het hotel had ontvangen als voorschot op de reservering van de kamer en die zij niet terug hoefde te betalen bij annulering. Het HvJ heeft in die zaak geoordeeld dat het enkel reserveren van een kamer geen dienst in de zin van de btw was en derhalve geen rechtstreeks verband bestond tussen de geannuleerde prestatie en de te ontvangen vergoeding. De ontvangen voorschotten werden aangemerkt als forfaitaire compensatie voor de geleden schade. Anders dan bij rhtb kan de afnemer van de dienst hiervan geen gebruik maken. Ook al omdat de dienstverlener de dienst niet zal verlenen.

Daar tegenover staat de zaak van Air France – KLM. In dat geval ging het om de vraag of een vliegtuigmaatschappij een dienst heeft verricht na de verkoop van de tickets als de passagiers niet komen opdagen. Hier concludeert het HvJ dat sprake is van een belastbare vergoeding voor een prestatie en geen schadevergoeding. Immers de klant kan gebruikmaken van de dienst waartoe KLM-Air-France hem toe in staat stelt. De uitspraak rhtb is in lijn met de uitspraak KLM-Air France. In de recente uitspraak rhtb is eveneens niet van belang of de afnemer gebruikmaakt van de dienst, maar dat de dienstverrichter de afnemer daartoe in staat stelt

Conclusie

Op het moment dat kan worden vastgesteld dat een prestatie wordt verricht, waarbij de dienstverlener of leverancier de afnemer in staat stelt gebruik te maken van de dienst of de levering, is de prestatie belast met btw. Hierbij is van belang dat een rechtstreeks verband bestaat tussen de prestatie en de te ontvangen vergoeding. Het is niet van belang of de afnemer de dienst uiteindelijk wel of niet gaat gebruiken, als de dienstverrichter de afnemer maar in staat stelt gebruik te maken van de dienst.

Uit de voormelde jurisprudentie blijkt dat per geval de feiten en omstandigheden dienen te worden beoordeeld. Ook moet goed worden vastgelegd waarom sprake zou zijn van een schadevergoeding en niet van een vergoeding voor een prestatie. De omschrijving van boete of schade is daarbij niet van belang. Enkel de feitelijke prestatie is van belang voor het karakter van de (schade) vergoeding.

Geconcludeerd mag worden dat wanneer jouw organisatie te maken krijgt met schadevergoedingen, het altijd raadzaam is vooraf goed na te denken of mogelijk sprake is van een btw-belaste prestatie. Bij twijfel helpen wij uiteraard graag! Neem in dat geval gerust contact op met jouw EFK-adviseur, ons secretariaat op 072-5350525 of mail met ons via info@efkbelastingadviseurs.nl.

Majda Nassih