Nieuwsflits – Prinsjesdag: Belastingplan 2025
Afgelopen dinsdag, 17 september 2024, presenteerde het kabinet het Belastingplan 2025 aan de Tweede Kamer. Wij hebben de meest relevante maatregelen voor de gemeentelijke praktijk voor u op een rij gezet.
Afschaffing verlaagd tarief voor kunst, boeken, cultuur, sport en hotelovernachtingen
Voor Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968, waarin de categorieën diensten en goederen zijn opgesomd waarop het verlaagde btw-tarief mag worden toegepast, wordt in het Belastingplan 2025 voorgesteld een aantal posten per 1 januari 2026 te laten vervallen. Het betreft de posten voor:
- kunst (onderdeel a, post 29),
- boeken (onderdeel a, post 30),
- het uitlenen van boeken (onderdeel b, post 2),
- het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden (onderdeel b, post 3),
- het verstrekken van logies voor kort verblijf (onderdeel b, post 11),
- het verstrekken van toegang tot musea (onderdeel b, post 14, onder c),
- podiumkunsten (onderdeel b, post 14, onder d, en post 17),
- toegang tot sportwedstrijden en dergelijke (onderdeel b, post 14, onder f) en het digitaal leveren of uitlenen van boeken (onderdeel b, post 21).
Gemeentelijke praktijk
Gemeenten bieden regelmatig diensten en activiteiten aan die onder de genoemde categorieën vallen, zoals sportfaciliteiten en toegang tot musea en theaters. De voorgestelde wijzigingen in het Belastingplan 2025 hebben mogelijk gevolgen voor de administratie en financiën van door de gemeente gesubsidieerde instellingen. Zo kan de verwachte afschaffing van het verlaagde btw-tarief leiden tot minder bezoekers van lokale culturele instellingen, zoals theaters en musea, waardoor inkomsten dalen en mogelijk een groter beroep wordt gedaan op de gemeentelijke subsidies. In dit kader adviseren wij gemeenten voor het jaar 2025 de subsidievoorwaarden zorgvuldig te bekijken en na te gaan wat daarin is opgenomen en of mogelijk extra financiële risico’s op de gemeenten afkomen.
Daarnaast zal per 1 januari 2026 het lage btw-tarief voor logies, waaronder hotel-, pension- en vakantiediensten, worden afgeschaft en vervangen door het algemene btw-tarief van 21% (uitgezonderd kamperen). Dit heeft implicaties voor de gemeentelijke kostenverantwoording, met name in het kader van de regionale coördinatie van de vluchtelingenspreiding (RCVS). Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2024 verantwoordelijk voor de coördinatie, inclusief de informatievoorziening omtrent vluchtelingen <klik hier>. Het afschaffen van het verlaagde btw-tarief betekent dat de kosten voor logies, bijvoorbeeld voor Oekraïense vluchtelingen, in de gemeentelijke administratie moeten worden aangepast naar het algemene btw-tarief van 21%. Gelet op de bekostiging door het Rijk/COA zal de financiële impact hierin beperkt zijn.
Ook sportaanbieders worden getroffen door de btw-verhoging van 9% naar 21%, mits zij een winstoogmerk hebben. Het afschaffen van het verlaagde btw-tarief kan echter slechtere exploitatiesaldi voor sportfaciliteiten veroorzaken, wat mogelijk leidt tot een verhoogde gemeentelijke exploitatiebijdrage. Ook hier adviseren wij gemeenten de bestaande afspraken met de commerciële organisaties zorgvuldig te bekijken, en waar nodig te handelen, naar de contractuele mogelijkheden.
Uitbreiding van de herzieningsregeling voor onroerende zaken
In de Wet op de omzetbelasting 1968 en de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 is een regeling opgenomen voor de herziening van de vooraftrek van btw in het geval dat het gebruik van een investeringsgoed wijzigt. De Wet op de omzetbelasting 1968 en de daarop gebaseerde lagere regelgeving voorzien op dit moment echter niet in de mogelijkheid btw op diensten over meerdere jaren te herzien.
In het Belastingplan 2025 wordt voorgesteld de herzieningsregeling per 1 januari 2026 uit te breiden naar diensten met betrekking tot onroerende zaken. Dit betekent dat ook de btw op bepaalde diensten, zoals onderhoud en investeringen in gebouwen, opnieuw beoordeeld (‘herzien’) kan worden als het gebruik van de onroerende zaak wijzigt. Hierbij merken wij op dat de herzieningstermijn die het kabinet heeft gekozen vijf boekjaren per dienst betreft, in plaats van de tien boekjaren die gelden voor de levering van onroerende zaken en dat een drempelbedrag van € 30.000 (exclusief btw) per investeringsdienst geldt. De herziening zal dus ook van toepassing zijn als geen sprake is van een wijziging in de constructie van de onroerende zaak. Gemeenten zullen daarom voor elke verbouwing of investering van meer dan € 30.000 (exclusief btw) een monitoringsprogramma moeten opzetten en bepalen of de herzieningstermijn van vijf of tien jaar van toepassing is.
Gemeentelijke praktijk
In de praktijk kan het voorkomen dat een btw-aftrekrecht wordt gecreëerd voor een verbouwingsdienst dat uiteindelijk voornamelijk wordt gebruikt voor btw-vrijgestelde prestaties. Door de nieuwe maatregel worden gemeenten verplicht de eerder toegepaste btw-aftrek vijf jaar lang te herzien (vier jaar voor 1/5 deel, na het eerste jaar), waarbij de aftrek wordt vergeleken met het gebruik van de dienst in dat jaar (voor belaste of vrijgestelde prestaties). Bij het wijzigen van het gebruik dient de initiële btw-aftrek te worden gecorrigeerd. Maar leidt dit bijvoorbeeld ook tot een aanvullend recht op compensatie wanneer de gemeente een kantoorpand niet meer btw-belast verhuurt aan een derde, maar na twee jaar het pand zelf gaat gebruiken? Wij missen hier de spiegelvariant. U ook?
Wilt u meer weten over de gewijzigde maatregelen? Neemt u dan gerust contact op met uw EFK-belastingadviseur via 072 5350525 of stuur een e-mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl. Wij denken graag met u mee!