Wel of niet leeftijdgerelateerd, dat is de vraag

image_pdfimage_print

Vorig jaar heeft de Hoge Raad korte metten gemaakt met het standpunt van de Belastingdienst dat zij pas achteraf wil beoordelen of een ontslaguitkering een Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) is. Tevens heeft de Hoge Raad in dat arrest de criteria aangegeven waarop de beoordeling vooraf dient te worden gebaseerd. Dit alles heeft geleid tot een handreiking van de staatssecretaris, die dit jaar is verschenen.

Casus

In verband met een reorganisatie is een werkgever met de betrokken vakbonden een sociaal plan overeengekomen. Boventallige werknemers en werknemers die vrijwillig vertrekken ontvangen een beëindigingsvergoeding, berekend conform de kantonrechtersformule, tot maximaal de gederfde inkomsten tot het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd. Aangezien de regeling niet tot doel heeft werknemers een uitkering te betalen ter overbrugging van de periode tussen de ontslagdatum en de pensioeningangsdatum, verzoekt de werkgever de inspecteur een beschikking af te geven dat geen sprake is van een RVU. De inspecteur weigert een beschikking af te geven omdat hij vooraf niet kan beoordelen hoeveel oudere werknemers gebruik maken van de vrijwillige vertrekregeling, voor wie wel sprake zou (kunnen) zijn van een RVU.

De Hoge Raad <klik hier> stelt de inspecteur in het ongelijk. In het zevende lid van artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964 is bepaald dat de werkgever vooraf aan de inspecteur kan verzoeken bij een voor bezwaar vatbare beschikking aan te geven of de vertrekregeling kwalificeert als een RVU of niet.

De inspecteur dient dus vooraf de regeling te beoordelen, ongeacht de feitelijke uitvoering daarvan.

De Hoge Raad geeft tevens aan op welke wijze de beoordeling vooraf dient plaats te vinden. Bij het beoordelen dienen de objectieve voorwaarden en de objectieve kenmerken van de regeling in ogenschouw te worden genomen.

Objectieve voorwaarden

Bij de objectieve voorwaarden wordt getoetst of het ontslag wel of niet leeftijdgerelateerd is. Dit kan zowel op collectief als op individueel niveau. Bij de collectieve regeling is van belang of deze open staat voor het voltallige personeel (niet leeftijdgerelateerd) of slechts voor werknemers vanaf een bepaalde leeftijd (wel leeftijdgerelateerd), waardoor deze vervroegd met vervroegd pensioen kunnen gaan. Bij de niet leeftijdgerelateerde regeling zijn de beweegredenen van de werkgever en de werknemer niet relevant. Een individuele regeling is niet leeftijdgerelateerd indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden bijvoorbeeld vanwege disfunctioneren, onenigheid over het te voeren beleid dan wel onverenigbaarheid van karakter. Op een niet-leeftijdgerelateerde regeling is de RVU nimmer van toepassing.

Objectieve kenmerken

Ook een leeftijdgerelateerde regeling kwalificeert niet als een RVU indien wordt voldaan aan de objectieve kenmerken. Dit is het geval indien de ontslaguitkering voorziet in een fictieve periodieke uitkering, welke aanvangt op het moment van feitelijk uit dienst treden en eindigt 24 maanden voordat de (ex) werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en de hoogte van de periodieke uitkeringen op jaarbasis niet meer bedragen dan 70% van het laatstgenoten jaarloon. Bij het bepalen van de 70% grens dient wel rekening te worden gehouden met eventuele uitkeringen, zoals WW, en met het eventueel gebruik maken van een keuzepensioen. In het laatste geval wordt de pensioendatum naar voren gehaald en de te overbruggen periode verkort.

Handreiking voor de interpretatie van het begrip RVU

De Belastingdienst heeft naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad bijgevoegde Handreiking <klik hier> gepubliceerd, waarin zij conform het arrest aangeeft in welke situaties wel en in welke situaties geen sprake is van een RVU.

Pensioenakkoord

De 52% pseudo eindheffing verschuldigd bij een RVU wordt door werkgevers en werknemers als onrechtvaardig ervaren als werknemers met zware beroepen eerder met pensioen willen gaan. In het inmiddels door de Eerste Kamer geaccordeerde pensioenakkoord is daarom opgenomen dat de 52% pseudo eindheffing niet verschuldigd is tot een bedrag van € 19.000 per jaar indien werknemers drie jaar eerder met pensioen gaan. Over het meerdere blijft de 52% pseudo eindheffing verschuldigd als niet aan de objectieve voorwaarden of de objectieve kenmerken wordt voldaan.

Belang voor de gemeente

Indien de gemeente het dienstverband met een werknemer ontbindt onder toekenning van een ontslagvergoeding dient altijd te worden beoordeeld of de 52% pseudo-eindheffing verschuldigd is.

Er is een aantal mogelijkheden om de pseudo eindheffing te voorkomen. Neem hiertoe contact op met de heer Ton van der Fits van ons kantoor via 072-5350525 of stuur een e-mail naar info@efkbelastingadviseurs.nl.