1

Basisopleiding btw/BCF te kantore van EFK Belastingadviseurs

Op 19 oktober hebben financiële professionals binnen publieke organisaties de kans gegrepen  hun kennis te vergroten tijdens onze basis btw/BCF training. Deze intensieve eendaagse training bood deelnemers een uitstekende basis om btw-aspecten binnen hun organisaties te begrijpen en te beheren. Het resultaat? Een verhoogd signaleringsvermogen, meer fiscaal bewustzijn en een betere capaciteit om praktijksituaties zelfstandig op te lossen.

Enkele deelnemers deelden hun ervaringen. Zo deelde Bianca van Vliet, Team Financiën van de gemeente Hollands Kroon het volgende: “Wij waren in ieder geval erg enthousiast over de cursus. In één dag leer je de basisbeginselen van de btw/BCF en Henk Zuidersma weet heel levendig met praktijkvoorbeelden de theorie over te brengen. Ook is er ruimte voor het inbrengen van praktijkvoorbeelden en is het leerzaam om van collega’s van andere gemeenten te horen hoe zij met bepaalde zaken om gaan. Ook heeft het ons aan het denken gezet hoe wij de processen op moeten zetten om de btw binnen onze gemeente goed te verwerken.

Diana Morees van het Team Boekhouding bij de Gemeente Waterland benadrukte de effectiviteit en duidelijkheid van de training: “De manier waarop de cursus is gegeven, (toch een hele dag!), vond ik duidelijk en vooral met goede voorbeelden. Henk Zuidersma, de cursusleider, gaf de cursus op een ontspannen en leuke manier. Door de voorbeelden die hij gebruikte bij de uitleg en vragen welke hij stelde was de stof makkelijker te begrijpen.”

Bent u geïnteresseerd in toekomstige trainingen om uw fiscale bewustzijn te vergroten? Neem dan contact op met Majda Nassih, Mirjam de Vries of Fellany Luider op het telefoonnummer 072-5350525 of via de mail training@efkbelastingadviseurs.nl.




Internet consultatie Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden

Inhuur van zelfstandigen krijgt merkbaar meer aandacht van de Belastingdienst. Wij merken dit tijdens de ‘show-me sessies’ bij trajecten Doorontwikkeling Horizontaal Toezicht en de bedrijfsbezoeken van de behandelteams. Inhuur wordt fiscaal gezien als een key-risk.

Het kabinet heeft besloten de wetgeving rond ‘werken in dienst van’ te verduidelijken. Demissionair Minister van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een wetsvoorstel daartoe in internetconsultatie gebracht <zie>. De jurisprudentie is uitgeplozen en verduidelijkt en er is een toetsingskader gemaakt. Ook wordt een uurtarief geïntroduceerd.

Bij een tarief onder de € 32,24 (peildatum 1 juli 2023) geldt het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat niet wordt geregeld dat bij een uurtarief boven € 32,24 een rechtsvermoeden van zelfstandigheid geldt. Daarbij is ook van belang dat het uurtarief geen hard minimumtarief voor het werk als zelfstandige inhoudt. Het rechtsvermoeden kan worden ingeroepen door de werkende (of diens vertegenwoordiger). Het gaat hierbij om een weerlegbaar rechtsvermoeden. Er ontstaat dus niet automatisch een arbeidsovereenkomst, maar de werkende kan zich in het geval van een tarief onder de norm wel op het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst beroepen en gemakkelijker een arbeidsovereenkomst opeisen (bij de eigen werkgever en desnoods via de civiele rechter).

Modelovereenkomsten en mogelijk een verkapt dienstverband kan worden getoetst aan de hand van onderstaand schema (zie ook Memorie van toelichting, p37 en p38).

Indien een nieuw toetsingskader voor de inhuur binnen de organisatie moet worden opgezet of een bestaande moet worden aangepast, dan geeft het wetsvoorstel hiervoor goede aanknopingspunten. Houdt er rekening mee dat het een wetsvoorstel in consultatie is en geen wet.

Als u over bovenstaande vragen hebt of als u hulp nodig hebt, wij helpen uiteraard graag. Neem contact op via 072-5350525 of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl.




Inhoudingsvrijstelling dividendbelasting voor de publieke sector

Op basis van de huidige regelgeving is een dividenduitkering welke een publiekrechtelijk lichaam ontvangt door een verbonden lichaam, zoals een nutsbedrijf, belast met 15% dividendbelasting. De dividendbelasting wordt door het verbonden lichaam ingehouden en op aangifte voldaan richting de Belastingdienst. De – door het uitkerende bedrijf – ingehouden dividendbelasting moet het publiekrechtelijk lichaam apart bij de Belastingdienst terugvragen. Immers, publiekrechtelijke lichamen  zijn slechts beperkt belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Het aandelenpakket in het verbonden lichaam, zoals het nutsbedrijf, bevindt zich niet in de ondernemingssfeer van het publiekrechtelijke lichaam en blijft daardoor dan ook buiten de vennootschapsbelasting.

Om de administratieve lastendruk te verminderen is reeds in 2017 een voorstel gedaan tot een inhoudingsvrijstelling voor de dividendbelasting voor dergelijke situatie (artikel 4a Wet op de dividendbelasting 1965). Het rondpompen van geld door dit eerst in te houden en vervolgens terug te vragen wordt hiermee voorkomen. De vrijstelling is tot op heden niet in werking getreden, omdat deze mede afhankelijk is van de technische implementatie van de bijbehorende softwaresystemen van de Belastingdienst.

Per besluit van 20 september 2023 is aangekondigd dat de inhoudingsvrijstelling alsnog per 1 januari 2024 in werking gaat treden. Dit betekent dat op de hiervoor beschreven dividenduitkeringen geen dividendbelasting meer hoeft te worden ingehouden. Aan de inhoudingsvrijstelling kleeft wel een voorwaarde. De ontvangende partij dient in het bezit te zijn van een kwalificatiebeschikking. Deze dient te worden aangevraagd bij de inspecteur. Naar verwachting zal de aanvraag op digitale wijze kunnen worden ingediend. De opbrengstgerechtigde van het dividend dient tevens een afschrift van de beschikking te verstrekken aan de uitkerende vennootschap. De beschikking geldt voor een periode van ten hoogste vier jaar.

De huidige regeling van inhouden en vervolgens terugvragen verdwijnt niet, waardoor per 1 januari 2024 een keuze bestaat uit twee methodieken; de teruggaafregeling of de inhoudingsvrijstelling.

Wilt u meer weten of mocht u vragen hebben, neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Geen aftrek eigen bijdrage personeelsverstrekking bij BUA-berekening

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd waarin wordt aangekondigd dat de interpretatie die toestond dat eigen bijdragen voor personeelsverstrekkingen, relatiegeschenken en andere giften in mindering gebracht konden worden op het totaal van de uitgaven bij de berekening van het drempelbedrag voor het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: BUA), wordt beëindigd.

Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 nader toegelicht
In het BUA is een bijzondere regeling opgenomen. Op grond van het BUA moet in een aantal gevallen de aftrek van voorbelasting worden gecorrigeerd. Het BUA is van toepassing op goederen en diensten die een ondernemer gebruikt voor:

  • schenkingen aan niet-aftrekgerechtigden; en
  • personeelsverstrekkingen

Om niet voor ieder kleinigheidje tot een correctie van de voorbelasting te moeten overgaan, is in het BUA een drempelbedrag van € 227 ingevoerd. Onder dit drempelbedrag behoeft geen correctie op de voorbelasting plaats te vinden. De € 227-grens dient per personeelslid te worden bepaald. Concreet betekent dit dat de aftrek van voorbelasting niet wordt uitgesloten als het totaalbedrag van de verstrekkingen aan dezelfde persoon in een jaar niet meer bedraagt dan € 227.

Ter verduidelijking volgt hier een voorbeeld: Stel dat een personeelslid gratis zijn privéauto in de parkeergarage mag parkeren. De kosten toerekenbaar aan de parkeergarage bedragen in totaal € 95.000 per jaar en er zijn 430 personeelsleden die van de parkeergarage gebruik mogen maken. Per personeelslid bedragen de kosten toerekenbaar aan deze personeelsvoorziening € 221 (€ 95.000/430). Hiermee wordt de grens van € 227 niet overschreden. Van een BUA correctie is geen sprake.

Berekeningsmethode-BUA
Sinds 2007 komt de btw op de kosten voor verstrekkingen door gemeenten aan het eigen personeel voor compensatie in aanmerking en is de ‘berekeningsmethode-BUA’ niet relevant. Dit is natuurlijk wel anders in het geval op de kosten het forfaitair percentage van toepassing is. Bij het toepassen van het forfaitair percentage dient wel rekening te worden gehouden met de ‘berekeningsmethode-BUA’ voor wat betreft het ondernemersdeel (oftewel het verrekenbare aandeel).

Artikel 4, eerste lid, van het BUA bevat de voorgeschreven berekeningsmethodiek om vast te stellen of het drempelbedrag van € 227 voor de toepassing van het BUA wordt overschreden. Op de website van de Belastingdienst is met betrekking tot deze berekeningsmethodiek aangegeven dat het bedrag van een te betalen eigen bijdrage voor personeelsverstrekkingen, relatiegeschenken of andere giften in aftrek mag worden gebracht op het totaal van de uitgaven dat wordt getoetst aan het drempelbedrag. De uitleg op de Belastingdienstwebsite, die de aftrek van de eigen bijdrage toestond, blijkt echter niet in overeenstemming te zijn met de tekst van artikel 4, eerste lid, van het genoemde besluit. Daarom wordt de uitleg op de Belastingdienstwebsite met ingang van 1 januari 2024 niet langer gevolgd. Dit besluit is van kracht vanaf 17 oktober 2023 en blijft geldig tot 1 januari 2024.

Het vorenstaande brengt met zich mee dat bij het toepassen van het forfaitair percentage door gemeenten op personeelsverstrekkingen niet langer rekening kan worden gehouden met de ‘berekeningsmethode-BUA’ zoals vermeld stond op de website van de Belastingdienst. De gemeente dient de berekeningsmethodiek zoals vastgesteld in artikel 4, eerste lid van het BUA te hanteren. Een eventuele te betalen eigen bijdrage voor personeelsverstrekkingen, relatiegeschenken of andere giften mag niet langer in aftrek worden gebracht op het totaal van de uitgaven.

Wilt u meer weten of mocht u vragen hebben over hoe een BUA-berekening te maken, neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525




Boete bij vrijwillige verbetering btw-aangifte?

Vanaf 2 juni van dit jaar legt de Belastingdienst geen boetes meer op bij het vrijwillig verbeteren van de btw-aangifte. Het opleggen van een zogenoemde vergrijpboete was in deze situatie al niet mogelijk. Wel kon de Belastingdienst een verzuimboete opleggen. De op te leggen boete bedroeg 5% van het te suppleren bedrag met een maximum van € 5.514.

De voorwaarden waaronder de Belastingdienst een boete oplegt en de daarmee gepaard gaande hoogte van de boete zijn beschreven in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB). Het BBBB is gewijzigd naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 september 2021 (klik hier). Paragraaf 24 en 28 zijn gewijzigd, waardoor een vrijwillige verbetering niet langer een grond is om een (betalings)verzuimboete op te leggen (klik hier).

Wij merken op dat van een vrijwillige verbetering alleen sprake is als de suppletie is ingediend vóórdat de organisatie weet – of redelijkerwijs moet vermoeden – dat de Belastingdienst op de hoogte is van fouten in de aangifte. Bij het indienen van een suppletieaangifte na het aankondigen van bijvoorbeeld een boekencontrole door de Belastingdienst zal de Belastingdienst van mening zijn dat de organisatie redelijkerwijs had moeten weten dat de Belastingdienst op de hoogte zou komen van fouten in de aangifte. Als geen sprake is van een vrijwillige verbetering, kan in beginsel nog steeds een verzuim- of vergrijpboete worden opgelegd. Ten overvloede merken wij op dat voor de declaratie BTW compensatiefonds (hierna: BCF) de boetebepalingen niet van toepassing zijn. Een gewijzigde beschikkingen voor het BCF door een vrijwillige verbetering of door bijvoorbeeld een controle leidt nimmer tot een boete.

Vrijwillig verbeteren loont.

Alleen een organisatie die het niet goed doet en niet zelf corrigeert wordt beboet. Het uit eigen initiatief verbeteren van de aangifte loont!

Wilt u meer weten of mocht u vragen hebben, neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Masterclass BTW/BCF

Door de vele personeelswisselingen binnen de organisaties, vinden wij van EFK Belastingadviseurs het goed onze Masterclasses BTW/BCF weer even aan het licht te brengen.

Word jij frequent geconsulteerd voor complexe vragen op het gebied van het BTW-compensatiefonds, BTW, Horizontaal Toezicht en dergelijke? Dan is een Masterclass BTW/BCF wellicht iets voor jou! Met de Masterclasses geeft EFK Belastingadviseurs je de mogelijkheid jouw competenties verder te ontwikkelen en up-to-date te houden.

Het uitlichten van relevante jurisprudentie, het onderling afstemmen en uitwisselen van informatie, het behandelen van nieuwe wet- en regelgeving en het behandelen van casuïstiek is waar wij ons tijdens een Masterclass mee bezig houden.

Vier keer per jaar wordt per regio een Masterclass BTW/BCF georganiseerd. De Masterclass duurt +/- 4 uur en wordt verzorgd door een fiscalist die vanuit zijn eigen ervaring de praktijk aan de theorie koppelt.

Geplande Masterclasses
Voor het aankomend najaar zijn de data voor de Masterclasses als volgt.

Datum Tijd Regio Gastgemeente
19-09-2023 12:00 – 16:00 uur Arnhem – Nijmegen Montferland
20-09-2023 13:00 – 17:00 uur Noord-Veluwe Dronten
26-09-2023 13:00 – 16:00 uur Drenthe Steenwijkerland
10-10-2023 09:30 – 12:30 uur Groningen – Friesland Eemsdelta
31-10-2023 13:00 – 16:30 uur ‘t Gooi Huizen
07-10-2023 09:00 – 17:00 uur Limburg Gennep

Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Majda Nassih, Mirjam de Vries of Fellany Luider. Telefoonnummer:   072 535 05 25
E-mail: training@efkbelastingadviseurs.nl




Nieuw (fiscaal) trainingsseizoen is van start!

De zomervakantie is voorbij. Dat betekent dat het nieuwe trainingsseizoen voor de EFK Academy weer van start gaat. Bemachtig jij nog één van de drie laatste plaatsen voor de zesdaagse BTW/BCF-training? Of zien wij jou tijdens de basistraining BTW/BCF op 10 oktober 2023? Naast de uitgebreide trainingsagenda is ons Academy-team ook uitgebreid.

BTW/BCF zesdaagse training
Voor de zesdaagse training BTW/BCF zijn nog drie plaatsen beschikbaar! De training wordt in Den Bosch gegeven en wordt op de volgende dagen gegeven:

Dinsdag 03 oktober 2023
Dinsdag 17 oktober 2023
Dinsdag 31 oktober 2023
Dinsdag 14 november 2023
Dinsdag 28 november 2023
Dinsdag 12 december 2023

Ben of ken jij iemand binnen jouw organisatie die zijn/haar fiscale fundament als overheidsprofessional wilt verstevigen? Meld je dan hier aan voor de training.

Basistraining BTW/BCF
Dinsdag 10 oktober staat onze basistraining BTW/BCF in Alkmaar gepland.

De basistraining BTW/BCF biedt een uitstekend vertrekpunt om de BTW aspecten binnen jouw organisatie in kaart te brengen. Deelname aan deze training zorgt voor een groter signaleringsvermogen en hoger fiscaal bewustzijn. Tevens wordt belangrijke kennis opgedaan over de relevante processen rondom de BTW in de organisatie.

Wil jij het BTW bewustzijn in de organisatie verhogen en verbetertrajecten kunnen starten binnen de organisatie? Wil je tevens sterk gemotiveerd worden en praktijksituaties zelfstandig kunnen signaleren en/of oplossen? Meld je dan nu aan voor onze basistraining BTW/BCF.

Versterking voor de EFK Academy
Samen met de start van het nieuwe trainingsseizoen, verwelkomen wij ook een nieuw gezicht bij de EFK Academy. Per 1 september is Majda Nassih gestart als coördinator EFK Academy.

Heeft u vragen over ons trainingsaanbod of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Majda Nassih, Mirjam de Vries of Fellany Luider. Telefoonnummer: 072 535 05 25
E-mail: training@efkbelastingadviseurs.nl




De fiscale stadswandeling in Alkmaar

Op een zonnige middag verzamelden medewerkers van diverse gemeenten zich bij het kantoor van EFK Belastingadviseurs voor een unieke en educatieve tocht: de fiscale stadswandeling. Dit evenement was een integraal onderdeel van een leerzame masterclass speciaal ontworpen voor financieel medewerkers, budgethouders, projectmanagers en controllers binnen gemeentelijke organisaties.

De wandelroute voerde de deelnemers door smalle steegjes, langs sierlijke grachten en over levendige pleinen. Daarbij werd de rijke geschiedenis van Alkmaar op een boeiende wijze belicht. Deze wandeling was echter meer dan een toeristische excursie; het was een diepgaande verkenning van actuele fiscale kwesties.

De deelnemers werden aangespoord diverse stadsobjecten vanuit een fiscaal perspectief te bekijken. Van woonboten tot monumentale panden, ieder object fungeerde als een praktijkvoorbeeld inzicht te geven in de complexiteit van de BTW. Kun je als gemeente bijvoorbeeld de BTW op kosten terugvorderen bij de aanleg van een gratis fietsenstalling? Door dit soort vragen te bespreken, verkregen de deelnemers een dieper begrip van belastingregels gerelateerd aan de stedelijke elementen.

De fiscale stadswandeling laat de deelnemers zien hoe zij hun expertise kunnen toepassen binnen de eigen organisatie. In een tijd waarin belastingwetgeving voortdurend evolueert, is het voor publiekrechtelijke organisaties cruciaal actuele fiscale kennis te hebben en te begrijpen hoe deze toe te passen in diverse contexten.

Met de stad als inspirerende lesomgeving werden de deelnemers gestimuleerd e leren, te delen en te groeien. Is dit ook interessant voor jouw organisatie? Neem dan contact op via trainingen@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Geen inflatieaanpassing winstbelastingen

In Nederland wordt bij de winstbelastingen uitgegaan van een nominaal stelsel (euro=euro). Met inflatoire ontwikkelingen wordt bij de bepaling van het resultaat geen rekening gehouden. Een prijsverhoging wegens inflatie leidt bedrijfseconomisch gezien niet tot een beter resultaat maar fiscaal wel.

Bij de behandeling van het Belastingplan 2023 is, mede vanwege de sterk gestegen inflatie, de vraag gesteld aan het kabinet onderzoek te doen naar een inflatieneutrale heffing.  De door het kabinet gedane inventarisatie geeft echter geen aanleiding verder onderzoek te doen naar een inflatieneutrale heffing. Uitvoeringstechnisch wordt een inflatieneutrale heffing gezien als complex en beleidsmatig ingrijpend. De wijze van resultaatbepaling blijft nominalistisch ook al is theoretisch gezien een inflatieneutrale heffing zuiverder.

Kortom, voorlopig blijft alles bij het oude al voelt in tijden van sterke inflatie dit fiscaal nominale uitgangspunt financieel niet redelijk.

Wilt u meer weten of mocht u vragen hebben, neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Nieuw beleidsbesluit vennootschapsbelasting belastingplicht stichtingen & verenigingen.

De staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst (hierna: de staatssecretaris) heeft recent een nieuw beleidsbesluit gepubliceerd over de belastingplicht van stichtingen & verenigingen. Hierin gaat de Staatssecretaris in op een aantal criteria voor het beoordelen van de belastingplicht, zoals deelname aan het economische verkeer en het winststreven. Uit het besluit blijkt mede dat toelichtingen voor overheidsbedrijven nu ook worden gehanteerd voor publieke en private stichtingen & verenigingen.

Hoewel de inhoud niet direct van toepassing is op publiekrechtelijke lichamen, komt het veelvoudig voor dat deze stichtingen en verenigingen als verbonden partij hebben. Regelmatig treedt een publiekrechtelijk lichaam op als subsidieverstrekker en dit beleidsbesluit kan mede betrekking hebben op dergelijke subsidies. Het onderdeel 2.3 Winststreven van het besluit <klik hier> kan daarom  relevant zijn voor uw organisatie.

Zo wordt een winststreven niet veronderstelt als de ontvanger van de subsidie de eventuele overschotten moet aanwenden overeenkomstig de subsidiedoeleinden of deze dient terug te betalen aan de subsidieverstrekker. Met name dit laatste aspect verdient aandacht bij het verstrekken van subsidies door publiekrechtelijke lichamen.

Regelmatig ontvangen instellingen naast subsidies op contractbasis bijdragen van een publiekrechtelijke organisatie voor dezelfde type activiteiten. De activiteiten zouden anders subsidiabel zijn. Hiervoor geldt onder de hieronder genoemde voorwaarden dat de instelling wordt verondersteld geen winststreven te hebben. De beoordeling heeft plaats op het niveau van de instelling als geheel en niet op het niveau van de afzonderlijke activiteit(en).

  1. De instelling verricht uitsluitend gesubsidieerde, dan wel gesubsidieerde en subsidiabele activiteiten.
  2. De instelling financiert de activiteiten hoofdzakelijk (70%) met subsidies en aanvullend met:
  3. eigen bijdragen van degenen voor wie de instelling de gesubsidieerde activiteiten verricht, en;
  4. vergoedingen die op contractbasis worden ontvangen van gemeenten, eventueel aangevuld met eigen bijdragen voor wie de instelling de gesubsidieerde activiteiten verricht.
  5. Overschotten worden feitelijk en statutair besteed aan de subsidiedoeleinden dan wel terugbetaald.
  6. De instelling heeft feitelijk en statutair geborgd dat de contractbijdragen uitsluitend kunnen worden aangewend voor de gesubsidieerde dan wel subsidiabele activiteiten.

Kortom, voor publiekrechtelijke organisaties die subsidies aan stichtingen en verenigingen verstrekken is het raadzaam te controleren of de ontvangen gelden binnen het kader van het beleidsbesluit valt. Het zal tenslotte niet de bedoeling zijn dat een deel van de verstrekte subsidie bij de ontvanger wordt belast met vennootschapsbelasting.

Wilt u meer weten of mocht u vragen hebben, neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Belastingrente BTW-aangifte en BCF met elkaar verrekenen?

Op www.overheid.nl is een internetconsultatie gestart over wijzigingen in wetweging onder het (veelbelovende) kopje Eindejaarsregeling 2023. Veelbelovend, omdat een inhoudelijke wijziging wordt aangebracht op de belastingrente voor BTW en BCF, welke naar verwachting ook nog eens vanaf 1 januari 2024 van toepassing zal zijn. 

Volgens de aangereikte tekst zal de Algemene wet inzake rijksbelastingen in artikel 31bis de navolgende aanvulling verschijnen:

In artikel 31bis, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  1. een bedrag aan omzetbelasting ten onrechte in aftrek is gebracht waarna een naheffingsaanslag omzetbelasting met een te betalen bedrag aan belastingrente volgt, terwijl in plaats van die aftrek, onderscheidenlijk een gedeelte daarvan, recht bestond op een bijdrage uit het fonds als bedoeld in de Wet op het BTW-compensatiefonds;
  2. een bedrag ten onrechte als bijdrage is ontvangen uit het fonds als bedoeld in de Wet op het BTW-compensatiefonds waarna een beschikking als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van die wet met een te betalen bedrag aan belastingrente volgt, terwijl in plaats van die bijdrage, onderscheidenlijk een gedeelte daarvan, recht bestond op een teruggaaf van omzetbelasting.

Voor de volledige tekst van de eindejaarsregeling <klik hier>.

Voor mensen werkzaam in de gemeentelijke en provinciale praktijk is dit een vaak voorkomende situatie: je constateert dat de BTW van een bepaalde inkomende factuur op aangifte als voorbelasting is teruggevraagd. Echter, bij nader inzien en na verder onderzoek, had de BTW gedeclareerd moeten worden bij het BTW-compensatiefonds. Financieel gezien maakt het voor de gemeente of provincie niet uit; het betaalde belastingbedrag ontvang je terug, maar het herstel resulteert wel in het betalen van belastingrente over het te suppleren bedrag. Daarnaast krijg je over het terug te ontvangen bedrag geen belastingrente vergoed. Dat voelt oneerlijk, vooral omdat het geld al van de Rijksoverheid is ontvangen. Alleen omdat het uit het verkeerde ‘potje’ is gekomen, moet je nu betalen. Met de wijziging wordt dit oneerlijke gevoel weggenomen.

Gaat het dan automatisch door de Belastingdienst zo worden verwerkt?

In de Nota van Toelichting (NvT) <klik hier> wordt hier nader op ingegaan. In beginsel zal de belanghebbende zelf het verzoek moeten indienen tot het salderen van de belastingrente bij spiegelcorrecties. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat altijd toch nog een te betalen belastingrente bedrag ontstaat. In de systematiek van de berekening van de verschuldigde belastingrente wordt altijd rekening gehouden met een berekeningsdatum die twee weken is gelegen na de dagtekening (zie ook de uitwerking in de twee gemelde voorbeelden op pagina 11 en 12 van de NvT). Wij als EFK Belastingadviseurs constateren dat als hieraan invulling moet worden gegeven sprake is van een aanzienlijke lastenverzwaring aan de zijde van gemeenten en provincies, terwijl de uitkomst een relatief laag bedrag oplevert voor de Staat. Hoeveel makkelijker zou het zijn als voor het belastingbedrag van de spiegelcorrectie gewoon de berekening van de verschuldigde belastingrente achterwege blijft. Dan valt ook de twee weken periode weg en wordt hoop rekenwerk en verzwaring van de administratieve lasten voorkomen. Of het al door de Belastingdienst automatisch kan worden verwerkt in de systemen, kan alleen de Belastingdienst en haar deskundige ICT-ers aangeven. Het simpelweg aangeven dat op een bepaald bedrag geen belastingrente is verschuldigd (vanwege de spiegelcorrectie) lijkt ons veel eenvoudiger.

Inmiddels heeft de VNG reactie afgegeven op het voorstel <klik hier>. Zij zijn, net zoals wij en ongetwijfeld een ieder die in deze praktijk werkzaam is, dankbaar dat aan het gevoel van onrecht iets wordt gedaan. En het heeft ook nog een toekomstig positief bijkomend effect in fiscale procedures, namelijk het onder omstandigheden voorkomen van een rentespook.

Het rentespook

Het fenomeen doet zich voor wanneer een gemeente zich op het standpunt stelt dat bijvoorbeeld recht op aftrek van BTW bestaat terwijl de Belastingdienst van mening is dat recht op compensatie van BTW bestaat. Om in de huidige situatie te voorkomen dat een aanzienlijk bedrag aan belastingrente moet worden betaald (het rentespook), ga je eerst het standpunt volgen van de Belastingdienst (waar je het als gemeente eigenlijk niet mee eens bent) en waarna je bezwaar gaat maken tegen je eigen aangifte. In deze situatie wordt namelijk wel belastingrente vergoed als je in het gelijk wordt gesteld (artikel 30ha, lid 2 AWR). Met de aanvulling op artikel 31bis, kan je als gemeente dichter bij je standpuntbepaling blijven en overeenkomstig je aangiften indienen. Als de Belastingdienst het er niet mee eens is, kan de Belastingdienst hiervoor een naheffingsaanslag BTW opleggen en een teruggavebeschikking BCF verlenen. Met de komst van het fenomeen spiegelcorrectie blijft de heffing van belastingrente achterwege.

Of het toepassen van het fenomeen spiegelcorrectie en de effecten ervan op de belastingrente in uw specifieke situatie vanaf 2024 financieel zinvol is, is afhankelijk van feiten en omstandigheden. Meer dan voorheen is het leveren van maatwerk bij het berekenen van de belastingrente zinvol.

Voor meer informatie neem contact op met uw EFK Belastingadviseurs via 072-5350525 of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl




Afval en btw – zijn matrassen en PMD nu aan de beurt?

Recentelijk heeft de VNG in haar nieuwsberichten kenbaar gemaakt dat de vergoedingen die gemeenten vanaf 1 januari 2023 ontvangen voor het PMD-afval in het zwerfafval aan heffing van btw zijn onderworpen. Dit geldt ook voor de vergoeding van Stichting Matras Recycling Nederland. Tijd om deze twee aspecten eens nader onder de loep te nemen. 

Het VNG-standpunt nader toegelicht

De VNG heeft een notitie opgesteld voor het inzamelen van matrassen <klik hier> en voor het verwerken van PMD-afval in openbare prullenbakken <klik hier>. In beide situaties komt zij tot het standpunt dat sprake is van een btw-belaste prestatie. Daarbij wordt vermeld dat de Belastingdienst het standpunt deelt, maar dat een individuele gemeente hier geen rechten aan kan ontlenen zonder daarover overleg te voeren met de Belastingdienst. Dit laatste wekt verwondering, maar wordt ongetwijfeld ingegeven door de vele bezwaar- en (inmiddels) beroepsprocedures naar aanleiding van de brief van het Ministerie van Financiën van 19 november 2019 <klik hier>.

Matrassen

Op specifieke afvalstromen/-producten wordt de verantwoordelijkheid voor het ontdoen van afval verlegd naar de producent, zonder dat dit de wettelijke taak van afvalinzameling voor gemeenten beperkt. Ten aanzien van matrassen kunnen wij dit nog enigszins begrijpen. De gemeente ontvangt in dat geval voor het op zich nemen van een verplichting – bestaande uit de matrassen droog opslaan in een container, aanbieden en vervoeren naar het recyclebedrijf – een vergoeding. Voor alle duidelijkheid, het gaat niet om het inzamelen van matrassen, maar om de tegen vergoeding opgenomen verplichting een bepaalde werkwijze toe te passen. Dat de vergoeding vervolgens ook nog in een privaatrechtelijk afspraak wordt vastgelegd versterkt het karakter dat geen sprake (meer) is van het handelen als overheid. Dan resteert alleen nog een handeling als btw-ondernemer die een prestatie verricht tegen vergoeding. De prestatie is aldus belast met 21% btw. Dit houdt in dat de gemeente de btw op kosten toerekenbaar aan de belaste activiteit via de btw-aangifte in aftrek kan brengen.

PMD-afval

Hoe anders is het als het gaat om zwerfafval. Wat is zwerfafval eigenlijk? Volgens Wikipedia is de definitie: zwerfafval of zwerfvuil is al het afval dat rondslingert op plekken die daar niet voor bestemd zijn, bijvoorbeeld op straat, in de berm, op het strand of in natuurparken. Het is gewoonlijk afval dat daar door menselijk handelen (bewust of onbewust), door nalatigheid, of door natuurkrachten (zoals water en wind) terechtgekomen is.

Als gemeenten aan de gang gaan met zwerfafval, doen zij dit met afval dat in het openbaar gebied aanwezig is. Dat gemeenten maatregelen treffen het zwerfafval te beperken en daarvoor vuilnisbakken/  blikvangers plaatsen in het openbaar gebied, doet zij uitsluitend voor het schoonhouden van het openbaar gebied. Dit staat derhalve los van het inzamelen van afval van particuliere huishoudens, maar ziet op het beheer van de openbare ruimte. Het is immers zeer zeker niet aannemelijk dat Stichting Afvalfonds met veegwagens de openbare ruimte zal gaan schoonhouden. Dat de gemeente het openbaar gebied schoonhoudt doet zij ter wille van haar eigen overheidsbelangen en niet ter wille van de economische belangen van een derde. Dat die derde onder bepaalde omstandigheden daar een (door de wetgever opgedragen robuuste) vergoeding voor over heeft, namelijk € 0,76 per inwoner, maakt het nog niet een btw-belaste prestatie. Want vergeet niet, deze bijdrage dekt niet het aandeel van het overige niet PMD-zwerfafval. Ten aanzien daarvan blijft de gemeente naar onze mening gewoon handelen als overheid.

Vanuit bovengenoemd perspectief onderkennen wij geen btw-prestatie tegen vergoeding, maar eerder een financiering van gemeentelijke uitgaven. De financiering vloeit logischerwijs voort uit de producentenverantwoordelijkheid. Eigenlijk is niet veel veranderd ten opzichte van de jaren dat het Rijk de verpakkingsbelasting inde en deze gelden mede gebruikte voor de financiering van de gemeenten. Het Rijk is er nu tussen uit en de verpakkingsindustrie betaalt de gemeenten rechtstreeks.

In de door ons gevoerde en lopende bezwaar- en beroepsprocedures inzake afval en btw, blijven wij bij het standpunt dat sprake is van overheidshandelen. Het is nu aan de rechtelijkere macht of het standpunt van de Belastingdienst en VNG inzake PMD-afval in openbare prullenbakken stand kan houden. Vanzelfsprekend houden wij u op de hoogte van de verdere voortgang van de procedure.

Wanneer u vragen hebt over btw en afval, neemt u dan contact op met uw EFK-belastingadviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Wie is afnemer van de prestatie?

Doorgaans lijkt de vraag wie afnemer is van een prestatie eenvoudig te beantwoorden. De praktijk leert echter dat dit niet altijd het geval is. Duidelijkheid omtrent de afnemer van de prestatie is onder andere van belang voor de vraag of recht op compensatie bestaat. In een recent gepubliceerde uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam blijkt dat de vraag wie afnemer is van de prestatie voor meerderlei uitleg vatbaar is.

De zaak waarover het Gerechtshof Amsterdam moest oordelen gaat over één van de Waddeneilanden <klik hier voor de uitspraak>. Vervoersbewegingen tussen het eiland (hierna: de gemeente) en de vaste wal gaan via een veerdienst. Om de bereikbaarheid van het eiland te garanderen als de reguliere aanlanding niet kan worden gebruikt besloot de gemeente in overleg met onder andere de veerdienst een noodaanlanding te realiseren. Deze noodaanlanding zorgt ervoor dat het eiland bereikbaar is voor de veerdienst als de reguliere aanlanding door omstandigheden onbruikbaar is. Naast de gemeente en de veerdienst was ook Rijkswaterstaat betrokken bij de aanleg van de noodaanlanding, omdat zij eigenaar is en verantwoordelijk is voor de Nederlandse kustlijn. Rijkswaterstaat heeft zich bereikbaar verklaard mee te werken aan de aanleg van een noodaanlanding, onder de voorwaarde dat de kosten worden gedragen door de overige partijen. Omdat Rijkswaterstaat reeds een raamcontract had met een aannemer is besloten om de aanleg van de noodaanlanding onder te brengen in het bestaande raamcontract. De gemeente en de exploitant van de veerdienst hebben zich bereid verklaard elk 50% van de kosten voor hun rekening te nemen. De aannemer heeft rechtstreeks aan de gemeente gefactureerd. De gemeente stelt zich op het standpunt dat de btw die door de aannemer is gefactureerd voor compensatie in aanmerking komt. De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de gemeente geen recht heeft op compensatie, omdat de gemeente geen afnemer is van de prestatie.

De rechtbank Noord-Holland heeft de Belastingdienst in eerste aanleg in het gelijk gesteld. Aan het Gerechtshof Amsterdam de taak te oordelen of het standpunt van de Belastingdienst en rechtbank in stand kan blijven. Het Hof geeft aan dat de Hoge Raad in het verleden heeft geoordeeld dat, behoudens tegenbewijs, degene aan die de factuur wordt uitgereikt degene is aan wie de prestatie is verricht. In casu heeft de aannemer aan de gemeente een factuur uitgereikt. Desalniettemin oordeelt het Hof dat niet de gemeente, maar Rijkswaterstaat de afnemer van de prestatie is. De Belastingdienst slaagt in dit geval in het tegenbewijs. Ondanks het feit dat Rijkswaterstaat niet op een noodaanlanding zat te wachten (zo blijkt uit de gedingstukken) en de aanleg is geïnitieerd door de gemeente en de exploitant van de veerdienst, wordt Rijkswaterstaat als afnemer van de prestatie aangemerkt. Doorslaggevend hierbij lijkt de wijze waarop een en ander contractueel is vormgegeven en het gegeven dat de gemeente heeft gekozen aan te sluiten bij het reeds bestaande raamcontract tussen de aannemer en Rijkswaterstaat. Het feit dat het gewijzigde raamcontract is ondertekend door de burgemeester van de gemeente is volgens het Hof niet relevant.

Hoewel deze zaak met name draait om een weging van de feiten en de uitleg van de gesloten overeenkomst is het de vraag of de conclusie gelijk was geweest als partijen op een andere wijze met elkaar hadden gecontracteerd.

Belang voor de praktijk

Deze casus laat zien dat een goede fiscale regie van cruciaal belang is. Het vooraf in kaart brengen van btw gevolgen kan een hoop discussie met de Belastingdienst voorkomen. In een vroeg stadium rekening houden met (mogelijke) btw gevolgen is sterk aan te raden. Dit geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten en contracten.

Wilt u meer weten of mocht u vragen hebben, neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Is onteigening van een onroerende zaak wel een levering in de zin van de btw?

Gemeenten passen soms het fenomeen onteigening toe om bijvoorbeeld onroerende zaken in eigendom te krijgen. Als de oorspronkelijke eigenaar een btw-ondernemer is, verricht hij dan een btw-levering?

Vanwege het ontbreken van een wilsovereenstemming, zou je niet verwachten dat sprake is van een btw-levering. Toch heeft de wetgever bepaald dat in een dergelijke situatie wel degelijk sprake is van een btw-levering (artikel 3, lid 1, letter d van de Wet op de omzetbelasting 1968). In gemeenteland gaat het dan meestal om onroerende zaken.

In principe vindt de levering van een onroerende zaak of het vestigen van rechten op deze zaken vrijgesteld van btw-heffing plaats. Er zijn echter twee uitzonderingen op deze hoofdregel die leiden tot btw-heffing. De eerste uitzondering betreft de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorend terrein vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, alsmede de levering van een bouwterrein. In deze gevallen is de levering van rechtswege belast met btw, waardoor de vrijstelling niet van toepassing is. De tweede uitzondering is de optie voor btw-belaste levering, waarbij de verkoper en de koper gezamenlijk kunnen kiezen de levering van de onroerende zaak met btw te belasten. Voor het toepassen van deze optie moet onder andere aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  1. De koper en verkoper moeten de keuze voor de optie gezamenlijk vastleggen; en
  2. De koper moet de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor volledig of nagenoeg volledig (90%) recht op aftrek van voorbelasting bestaat.

Onteigening: btw wel of niet aftrekbaar?

Onlangs heeft de Hoge Raad <klik hier> een uitspraak gedaan in een civiele zaak over de aftrekbaarheid van btw op kosten die de onteigende partij maakt in een onteigeningsprocedure. Of de btw die in rekening is gebracht voor deze diensten (denk aan kosten voor juridische en/of andere deskundigheid) voor aftrek in aanmerking komt, is afhankelijk van de vraag of de diensten moeten worden geacht rechtstreeks en onmiddellijk samen te hangen met de levering van het onteigende én of deze levering met btw is belast of daarvan is vrijgesteld.

De onteigende partij kan de btw die aan hem in rekening is gebracht voor de juridische en/of andere deskundige bijstand als voorbelasting in aftrek brengen, voor zover deze kosten worden gebruikt voor btw-belaste doeleinden. Van gebruik voor btw-belaste doeleinden is sprake wanneer de aanschaf van goederen en/of diensten rechtstreeks en onmiddellijk samenhangt met het verrichten van btw-belaste activiteiten. Als de kosten daarentegen worden gebruikt voor btw-vrijgestelde activiteiten, kan de onteigende partij de btw niet als voorbelasting aftrekken.

Als daarentegen de onteigening leidt tot een bedrijfsbeëindiging kunnen wij ons voorstellen dat het recht op aftrek eerder wordt gekoppeld aan de bedrijfsvoering dan aan ‘sec’ de levering aan de gemeente.

Gemeentepraktijk

In de praktijk passen gemeenten soms onteigening toe. In deze situaties zijn particulieren of bedrijven eigenaar van de betreffende grond. Wanneer geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de grondeigenaar en de gemeente over de aankoop of vergoeding, kan de gemeente een onteigeningsprocedure initiëren. In deze context rijst de vraag of de btw op de kosten voor juridische en andere deskundige bijstand aftrekbaar is voor de onteigende partij.

De hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad impliceert dat wanneer de onteigende partij de btw op de gemaakte kosten als voorbelasting in aftrek kan brengen, de onteigenaar (zijnde de gemeente) geen btw-schade is verschuldigd. De onteigende partij kan in dat geval de btw over de gemaakte kosten als voorbelasting in aftrek brengen en loopt hierdoor geen btw-schade.

Dit is echter anders wanneer de onteigende partij de btw op de gemaakte kosten niet als voorbelasting in aftrek kan brengen. Denk bijvoorbeeld aan de levering van een oud onroerend goed dat vrijgesteld van btw wordt overgedragen. Dit resulteert in btw-schade voor de onteigende partij. Het gevolg hiervan is dat de onteigenaar (zijnde de gemeente) btw is verschuldigd. Dit betekent dat de gemeente de kosten voor juridische dan wel andere deskundige bijstand inclusief btw dient te vergoeden aan de onteigende partij. Het is voor de gemeente van belang te weten of de onteigende de btw kan verrekenen op aangifte. Dat recht op aftrek is naar wij inschatten soms wel en meestal niet aanwezig  Wat in uw situatie van toepassing is, is afhankelijk van het waarderen van de feiten en de omstandigheden.

Wilt u meer weten of mocht u vragen hebben, neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Gratis gezonde lunches voor werknemers vrijgesteld onder de WKR?

De advocaat-generaal van de Hoge Raad heeft onlangs geconcludeerd dat het verstekken van gratis gezonde lunches zijn vrijgesteld onder de WKR <klik hier voor de conclusie>. Een werkgever dient volgens de Arbowet beleid te voeren om ziekteverzuim te voorkomen. De verstrekking van een gezonde lunch kan onderdeel zijn van het gezondheidsbeleid om ziekteverzuim te voorkomen. De advocaat-generaal geeft aan dat het niet langer nodig is dat de voorziening direct samenhangt met verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet. Ook een direct verband met de verrichte arbeid van een werknemer is hiertoe niet vereist. Dat de lunches een besparing opleveren voor de werknemer acht de advocaat-generaal niet van belang voor al dan niet toepassen van de vrijstelling onder de WKR. Dergelijke gezonde lunches vallen aldus de advocaat-generaal onder de gerichte vrijstelling. De vraag is nu of de Hoge Raad dit advies gaat volgen.

Opgemerkt zij dat door een wetswijziging in 2022 het gratis verstrekken van gezonde maaltijden expliciet is opgenomen als niet vrijgesteld. Het is afwachten wat de Hoge Raad in deze procedure gaat oordelen en of haar oordeel mogelijk nieuwe inzichten geeft voor het wijzigen van de huidige vrijstelling. Wordt vervolgd!

Wilt u meer weten of mocht u vragen hebben, neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Van student naar overheidsfiscalist

Afgelopen maanden hebben studenten van de Hogeschool Rotterdam en Amsterdam met succes deelgenomen aan het EFK studentenprogramma ‘Van student naar overheidsfiscalist’. De studenten liepen vier dagen per week stage bij hun gemeente en werden daarnaast één keer per week vaktechnisch begeleid door de EFK Academy.

Tijdens het programma hebben de studenten bij de EFK Academy diverse btw/BCF en loonheffingen cursussen gevolgd, hebben zij geoefend met verschillende presentatievaardigheden en intensieve begeleiding ontvangen bij het uitvoeren van hun stageopdracht. Als onderdeel van het studentenprogramma hebben de studenten ook deelgenomen aan een fiscale stadswandeling in Alkmaar, waarbij het thema btw/BCF centraal stond. Daarnaast hebben ze een bezoek gebracht aan het bijzondere gemeentehuis in Hilversum.

De doelstelling van het studentenprogramma is het vergroten van het bewustzijn bij studenten dat fiscaliteit in overheidsland boeiend, dynamisch en midden in de samenleving is. Kortom, studenten enthousiasmeren voor een job als overheidsfiscalist.

Opvallend is dat de kennis over publiekrechtelijke organisaties en hun fiscale problematiek niet wordt behandeld tijdens de studie. Onbekend maakt onbemind. Dit programma biedt studenten daarom de unieke kans kennis op te doen in de publieke sector en op termijn in te spelen op het bestaande tekort binnen de sector.

Zo geeft Saruya (Hbo-student bedrijfseconomie) aan:

‘Voor mij was dit een grote kans om veel ervaring en kennis op te doen binnen de publieke sector. Zo heb ik verschillende cursussen mogen bijwonen, zoals over de btw en de BTW compensatiefonds. Dit heb ik in praktijk kunnen brengen onder begeleiding van Bert Nienhuis (fiscalist vanuit EFK gedetacheerd bij de gemeente Heerenveen). Hoewel de gemeente een “saai” imago heeft, heb ik het werken bij de gemeente Heerenveen als dynamisch ervaren. Mede door de grote maatschappelijke betrokkenheid, maar ook door de diversiteit aan werkzaamheden.

Via dit “afscheidsbericht” als stagiaire wil ik ook aangeven dat ik ben doorgegroeid. Ik heb een tijdelijk contract mogen ondertekenen voor de functie medewerker grootboek binnen de gemeente Heerenveen!’’

Naast de opleiding die de studenten hebben gevolgd bij de EFK Academy, ontvingen zij ook persoonlijke begeleiding bij het maken van verdere studiekeuzes en hun ontwikkeling als young professional. De studenten uiten hun waardering als volgt:

“Quisah Marti vond ik een hele goede begeleider. Ik heb zelf veel van haar kunnen leren. Ik merkte al gauw dat ze veel ervaring heeft en dit vond ik ook motiverend. Het is ook prettig om met haar te praten, omdat ze natuurlijk, als oud-student en als young professional, begrijpt waar wij mee te maken krijgen. Ik ben blij dat ik met al mijn vragen bij haar terecht kon.’’

Wij wensen de studenten het allerbeste toe in hun toekomstige carrière en danken de deelnemende gemeenten voor de stagemogelijkheden, hun inzet en betrokkenheid!




Belastingrente: een update

Per 1 juli aanstaande stijgt het belastingrentepercentage van 4% naar 6%. Deze forse stijging en een recente uitspraak van de Hoge Raad vormen aanleiding het fenomeen belastingrente aandacht te geven in deze bijdrage. 

Het belastingrentepercentage stijgt binnenkort van 4% naar 6% (voor een overzicht van de rentepercentages klik hier). Het is een forse stijging (50%) maar de marktrentes zijn inmiddels ook aan het stijgen, dus alleszins begrijpelijk dat deze belastingrentepercentages ook gaan stijgen. Voldoende reden met de belastingrente rekening te (gaan) houden. Immers, als je als belastingplichtige geld moet (terug)betalen aan de belastingdienst krijg je in beginsel te maken met belastingrente, tenzij je binnen hetzelfde jaar of binnen het drempeltijdvak de correcties hebt gesuppleerd en betaald.

Maar de tegenhanger is: wanneer krijg je als belastingplichtige belastingrente vergoed? Dit is van toepassing als de belastingdienst langer dan 8 weken erover doet de teruggaaf vast te stellen. Het betalen van belastingrente en het vergoed krijgen hiervan zijn twee totaal verschillende grondslagen, waarvan de uitkomst in spiegelsituaties per definitie niet gelijk is. Spiegelsituaties doen zich voor op het gebied van de btw en het BCF. Op aangifte is teveel btw in aftrek gebracht, maar die btw blijkt vervolgens compensabel te zijn.

Voorbeeld:

Een btw-naheffingsaanslag 2018 van € 100.000 opgelegd met dagtekening 01 juni 2023, zorgt voor een te betalen belastingrentebedrag van € 16.669, terwijl het recht op een aanvullende bijdrage uit het BCF pas rentedragend wordt als de inspecteur langer dan 8 weken doet over het beoordelen van het verzoek om teruggaaf BCF. Is de inspecteur tijdig met zijn beslissing, dan ontvangt de gemeente totaal geen rentevergoeding, maar is zij wel gehouden de € 16.669 aan belastingrente te betalen. Een dergelijke correctie komt vooral voor bij boekenonderzoeken van de belastingdienst of interne controles van de gemeente.

N.B.

Het wrange is dat andersom ook (nieuwe beschikking BCF leidende tot een terugbetaling) tegenover het recht op een aanvullende teruggaaf btw over hetzelfde tijdvak, tot de zelfde uitkomst leidt. Te betalen belastingrente over het terug te betalen bedrag BCF (alleen de ingangsdatum is nu 6 maanden later) bedraagt € 14.669, terwijl teruggaaf van belastingrente pas ontstaat als de inspecteur langer dan 8 weken nodig heeft om een beschikking af te geven. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor in de discussie over afval en btw (verschuiving van BCF naar btw-aangifte).

Zoals uit de voorbeelden blijkt speelt belastingrente zowel een rol bij verschuiving van compensabele btw naar verrekenbare btw als vice versa. Een verschuiving die in principe neutraal uitwerkt, maar waarbij de gemeente toch met een kostenpost, de belastingrente wordt geconfronteerd.

Deze systematiek van de belastingrente is zo vormgegeven om het sparen bij de belastingdienst te voorkomen. Dat hierbij geen rekening is gehouden met spiegelcorrecties in de btw/BCF wordt bevestigd in de recente uitspraak van de Hoge Raad <klik hier>.

Hoge Raad

De Hoge Raad overweegt (in onderdeel 3.2.2.) dat “In het licht van de (..) wetsgeschiedenis kan een verwijzing naar renteneutraliteit bij de totstandkoming van de Wet BCF niet worden beschouwd als een uitdrukking van de bedoeling van de wetgever om in gevallen waarin bij samenhangende correcties van omzetbelasting en een bijdrage uit het BCF de in rekening gebrachte en de te vergoeden belastingrente niet overeenstemmen, uitzondering te maken op het wettelijke voorgeschreven berekening van belastingrente over een terugvordering van bijdrage uit het BCF”.

In rechtsoverweging 3.3.4 voegt de Hoge Raad hier nog aan toe “dat de wetgever de gevolgen van dergelijke verschillen heeft bedoeld en voorzien”. En concludeert dan vervolgens “Er bestaat daarom geen aanleiding de wettelijke regeling met betrekking tot de berekening van belastingrente in dit geval wegens strijd met algemene rechtsbeginselen en/of ander ongeschreven recht buiten toepassing te laten.”

Gemeentepraktijk

Met de recente uitspraak van de Hoge Raad over de belastingrente staat het vast dat de ongelijke behandeling van de zogenoemde spiegelcorrecties per definitie leiden tot te betalen bedragen. Met de stijging van 4% naar 6% van het belastingrentepercentage wordt het financiële belang alleen maar groter. Wij raden dan ook aan altijd het juiste btw-label te hanteren en niet op voorhand te denken: het juiste btw-label wordt later wel uitgezocht, want financieel gezien ontvangt de gemeente de btw terug. In dat geval is namelijk nog geen rekening gehouden met de belastingrente en deze kan behoorlijk oplopen.

Wij kunnen ons voorstellen dat de gemeente in specifieke situaties (bijvoorbeeld de koepelvrijstelling) de activiteiten anders kwalificeert dan dat de belastingdienst doet. De opkomende vraag is: krijgen wij dan te maken met het belastingrentespook (wel betalen en niets terugkrijgen?). In principe wel, tenzij de gemeente een door de inspecteur ingenomen standpunt volgt en daar vervolgens bezwaar tegen maakt. In de systematiek krijgt u dan belastingrente vergoed over het gehele tijdvak als u in het gelijk wordt gesteld. Het is dan wel belangrijk dit van te voren af stemmen met de belastingdienst.

Het zou in het algemene kader van spiegelcorrecties het Ministerie van Financiën, de belastingdienst respectievelijk de inspecteur, sieren dat als zij overgaan tot belastingheffing als gevolg van een beleidswijziging, geen terugwerkende kracht daarop van toepassing te verklaren. En mochten zij dat wel doen, is het te overwegen het vakje van de belastingrente in deze uitzonderlijke situaties (zoals bij afval en btw) niet aan te kruisen.

 

Mocht u vragen hebben over de belastingrente neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Prullenbakvergoeding en SUP-vergoeding: handelen als ondernemer of overheid?

Vanaf 1 januari 2023 ontvangen gemeenten geen zwerfafvalvergoeding meer van Stichting Afvalfonds. Vanaf deze datum ontvangen gemeenten een prullenbakvergoeding. De prullenbakvergoeding bedraagt € 0,76 per inwoner en wordt volgens Stichting Afvalfonds betaald voor het beheren en ledigen van de prullenbakken in het openbaar gebied en de verwerking van het verpakkingsafval. Daarnaast wordt een “Single Use Plastic”-vergoeding geïntroduceerd. Deze vergoeding ziet op de daadwerkelijk gemaakt kosten voor het opruimen van zwerfafval.

Vooralsnog heeft de belastingdienst geen standpunt ingenomen over de vraag of de vergoedingen van Stichting Afvalfonds belast zijn met btw. Gezien de lopende discussie met de belastingdienst over de bijdragen van Stichting Afvalfonds voor de gescheiden inzameling van (PMD) afval sluiten wij niet uit dat de belastingdienst zich op het standpunt stelt dat de gemeente handelt als ondernemer. Dit kan grote gevolgen hebben voor gemeenten, omdat er doorgaans vanuit wordt gegaan dat de gemeente bij deze activiteiten als overheid handelt. De gemeente treedt hier immers op in het openbaar gebied. Wij adviseren u om in uw administratie rekening te houden met een mogelijke aanpassing van het btw-label.




Verleggingsregeling voor afvalstoffen: hoe zit dat nu precies?

Veel gemeenten leveren afvalstoffen als secundaire grondstof aan derden. Doorgaans hebben deze afvalstoffen een positieve prijs. Denk aan bijvoorbeeld oud ijzer dat wordt ingezameld bij de milieustraat en vervolgens aan een ijzerhandelaar wordt geleverd. Als sprake is van de levering van afvalstoffen dient de btw te worden verlegd naar de afnemer. Onlangs heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over de toepassing van de verleggingsregeling voor afvalstoffen. Wij zien in de praktijk dat het toepassen van de verleggingsregeling bij afvalstoffen vaak fout gaat. Goed om de verleggingsregeling bij afvalstoffen nog eens onder de aandacht te brengen!

Doorgaans is de btw verschuldigd door degene die de prestatie verricht. In bepaalde gevallen wordt de btw verlegd naar de afnemer. Dit betekent dat de afnemer de btw verschuldigd wordt en dus moet aangeven op aangifte. Onlangs heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een procedure over de toepassing van de verleggingsregeling voor afvalstoffen. In deze zaak ging het om een bedrijf dat ijzer had geleverd aan een bij nader inzien onbekende afnemer. Het bedrijf had het btw-identificatienummer van de afnemer geverifieerd maar dit bleek vals te zijn. Pogingen om alsnog een geldig btw-identificatienummer te achterhalen waren tevergeefs. Het afgenomen oud ijzer is telkens contant betaald tegen verstrekking van een kasbon. Ter zake van de levering van het ijzer heeft het bedrijf facturen met “btw verlegd” uitgereikt. Dit betekent dat niet het bedrijf als leverancier, maar de afnemer verantwoordelijk is voor de btw-aangifte en afdracht.

Volgens de belastingdienst was echter niet te achterhalen wie de afnemer van het oud ijzer was. Hierdoor kon de belastingdienst niet controleren of de afnemer btw had aangegeven en voldaan. De belastingdienst heeft daarom een naheffingsaanslag opgelegd bij de leverancier. Uiteindelijk moest de Hoge Raad zich buigen over de vraag of het voor toepassing van de verleggingsregeling noodzakelijk is dat de identiteit van de afnemer bekend is. De Hoge Raad overweegt dat het doel van de verleggingsregeling is om voor de inning van de omzetbelasting meer waarborgen te scheppen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de belastingdienst kan vaststellen wie de afnemer van de afvalstoffen is en naar wie de btw wordt verlegd. De Hoge Raad stelt de belastingdienst in het gelijk. Nu de afnemer niet bekend was, had het bedrijf met btw moeten factureren.

Gemeentepraktijk

Gemeenten krijgen in de praktijk geregeld te maken met het toepassen van de verleggingsregeling met betrekking tot afvalstoffen. Denk bijvoorbeeld aan de verkoop van afvalstoffen die door burgers bij de milieustraat zijn ingeleverd. Als een gemeente afvalstoffen, bijvoorbeeld oud ijzer tegen vergoeding levert aan een afnemer, is ter zake van deze levering btw verschuldigd. Omdat de verleggingsregeling van toepassing is, wordt de btw niet geheven van de gemeente, maar verlegd naar de afnemer. De afnemer moet btw-aangifte doen. De gemeente dient de omzet te vermelden onder post 1e (van de aangifte “leveringen/diensten belast met 0% of niet bij u belast”). Zoals uit de hiervoor besproken uitspraak van de Hoge Raad volgt dient de gemeente zich ervan te vergewissen dat de afnemer bekend is. Zorg bij twijfel over de juistheid voor verificatie van het btw-identificatienummer van de afnemer en vermeldt dit op de factuur.

Self billing

In de praktijk komt het voor dat een gemeente met de afnemer heeft afgesproken dat de afnemer ook de factuur op stelt. Als hiervoor is gekozen dan stelt de afnemer de factuur op namens de gemeente. Dit wordt self billing genoemd. In dat geval dient in beginsel op de factuur te worden vermeld “factuur uitgereikt door de afnemer”.

Als een afnemer die self billing toepast dus een factuur opstelt met daarop “btw verlegd” betekent dit dat de btw wordt verlegd naar de afnemer. Wij zien dit in de praktijk regelmatig fout gaan. De gemeente dient de omzet in dat geval, evenals hiervoor, te vermelden onder post 1e van de aangifte. De gemeente is hierover geen btw verschuldigd. Het komt meer dan eens voor dat een factuur, waarbij sprake is van self billing wordt gezien als een factuur die gericht is aan de gemeente, waardoor ten onrechte btw wordt afgedragen. Let dus altijd goed op als u facturen ontvangt met daarop “btw verlegd”.

Mocht u vragen hebben over de verleggingsregeling voor afvalstoffen neem dan contact op met uw EFK-adviseur of stuur een mailbericht naar info@efkbelastingadviseurs.nl of bel naar 072-5350525.




Controle op privé gebruik auto

Het onderwerp ‘privé gebruik auto’ heeft bijzondere aandacht vanuit de Belastingdienst. Niet voor niets stellen veel van onze klanten over dit onderwerp vragen aan ons. Een aantal vragen die met name toezien op de controle/handhaving behandelen wij in dit artikel.

Vragen

  • Welke eisen stelt de Belastingdienst aan de controle van declaraties woon-werkverkeer?
  • Is het acceptabel een controle te baseren op deels controles (afwijkingen dieper uitzoeken) en deels op aannemelijk maken?
  • Als wij naast bovengenoemde controles van afwijkingen een steekproef doen uit de declaraties zou dat acceptabel zijn, en zo ja hoe groot moet de steekproef zijn?

Antwoorden

Het vergoeden van de kosten van declaraties van woon-werkverkeer valt onder een gerichte vrijstelling. De vergoeding is voor 2023 bepaald op maximaal € 0,21 per kilometer. De vergoeding mag overigens ook worden toegekend voor andere zakelijke reizen met een eigen vervoermiddel van de werknemer.

In beginsel mogen enkel de werkelijk verreden kilometers worden vergoed. Praktisch gezien kan worden aangesloten bij de meest gebruikelijke weg. Een goede indicatie is hierbij de gebruikelijk route welke middels een routeplanner wordt gevonden. Het is aan te bevelen deze route vast te leggen. Verder is het goed om op te merken dat de gegevens van de kostenvergoedingen voor reizen van de werknemer naar een vaste werkplek, maar ook eventuele incidentele reizen met een eigen vervoermiddel in de (loon)administratie dienen te worden bewaard. Hiermee wordt voor iedere werknemer per betalingstijdvak het aantal kilometers bijgehouden waarvoor u een vergoeding hebt gegeven.

Bij vragen van de belastingdienst kan het helpen voor het aannemelijk maken van de onbelaste vergoeding van maximaal € 0,21 per kilometer per reis de gevolgde route en het bezochte adres te noteren (incidentele reizen).

De eisen van de belastingdienst bestaan eruit dat in de administratie dient vast te liggen hoeveel kilometers per werknemer worden vergoed en hoe de vergoeding tot stand is gekomen. Zoals aangegeven is het aan te bevelen de meest aannemelijke route eveneens vast te leggen. Controle op het aantal dagen zal door de belastingdienst lastig zijn te controleren. Belangrijk blijft dat het aannemelijk dient te zijn dat de kilometers daadwerkelijk zijn gemaakt.

Hat kan voor de gemeente heel veel werk zijn integraal elke declaratie woon-werk te controleren. Hiervoor is de steekproefmethodiek een prima manier om steekproefsgewijs controles uit te voeren om toch gedegen conclusies te kunnen trekken uit de gevonden bevindingen.

Vaak zien wij dat op basis van de loonmutaties een controle wordt uitgevoerd. Denk hiervoor aan het totale personeelsbestand waarover een steekproef wordt getrokken. De geraakte personeelsleden worden dan integraal gecontroleerd op onder andere de volgende onderwerpen:

  1. Aanwezigheid kopie ID-bewijs
  2. NAW gegevens
  3. Loonmutaties op loonstrook (onkostenvergoedingen/woon-werk verkeer, bijdragen etc.)
  4. Overige zaken die relevant zijn bij het personeelsdossier

Met bovenstaande genoemde steekproef wordt dus niet enkel naar de woon-werk vergoedingen gekeken, maar worden ook alle overige relevante zaken die tot het loon behoren gecontroleerd. Zeker binnen Doorontwikkeling Horizontaal Toezicht (DHT) trajecten zien we dit soort controles vaak naar voren komen, waarbij de Belastingdienst akkoord gaat met deze aanpak van steekproeven. Dan de vraag, wanneer en hoeveel steekproeven?

Dit heeft alles te maken met het aantal dossiers wat als populatie kan worden gezien en welke beheersmaatregelen vooraf worden uitgevoerd waarop achteraf wordt gecontroleerd middels de steekproef. Vaak zal in dialoog met de Belastingdienst de frequentie en het aantal te trekken posten worden afgestemd. Om te beginnen zou een aantal van 40-60 steekproefposten per jaar een goede stap zijn om bovenstaande controles uit te voeren. In overleg met de Belastingdienst kan dit aantal dan (afhankelijk van de genomen beheersmaatregelen) naar boven of naar beneden worden bijgesteld.

Tot slot

Resumé, het is aan te bevelen de controles vooraf in stand houden waarbij de kans op fouten aan de voorkant voorkomen kunnen worden. Dit leidt aan de achterkant op mogelijk een reductie van de fouten en daardoor ook een verlaging van de te trekken steekproefposten. Bent u onzeker of uw beheer- of controlemaatregelen afdoende zijn, neemt u dan contact op met onze data- en/of loonheffingsspecialisten.




E-learning: Introductie (overheid) btw voor nieuwe en bestaande medewerkers

Vanuit de EFK Academy merken wij dat bij onze klanten veel nieuwe medewerkers zich met de fiscaliteit bezig moeten gaan houden. Niet altijd hebben zij een achtergrond in de (overheid) fiscaliteit. Specifiek voor die doelgroep hebben wij een toegankelijke e-learnng ontwikkeld om kennis te maken met de eerste beginselen de btw in overheidsland.

Inhoudelijk worden de volgende onderwerpen behandeld: het systeem van de btw, de impact van de btw bij gemeentelijke activiteiten, het verschil tussen handelen als overheid, als btw-ondernemer en als niet-ondernemer versus ondernemer en een verkenning van het Btw compensatiefonds. De totale training neemt qua tijd circa 60 minuten in beslag, is 100% online te volgen en op het moment dat het u het beste schikt. De kosten? Die nemen wij voor onze rekening.

Als u voor de zomer nog uw ‘fiscale’ bijl wilt scherpen en gebruik wilt maken van ons aanbod, stuurt u dan een bericht naar hroosendaal@efkbelastingadviseurs.nl. Veel leerplezier alvast gewenst!




Is een gemeente minder snel belastingplichtig voor de btw?

Het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) heeft zich de afgelopen tijd in een aantal zaken uitgesproken over de vraag of een gemeente handelt als belastingplichtige voor de btw. Deze conclusie volgt met name uit een tweetal zaken waarin het HvJ EU beoordeelt of een Poolse gemeente een economische activiteit verricht voor de btw. 

Onlangs heeft het HvJ EU zich in een tweetal zaken uitgesproken over de vraag of een Poolse gemeente een economische activiteit verricht voor de btw. In de zaak van Gmina O ging het om het installeren van hernieuwbare energiesystemen bij particulieren, waarbij de eigenaar aan de gemeente een bijdrage betaalde van 25%. De overige 75% kon de gemeente vergoed krijgen via een Rijkssubsidie.
In de zaak van Gmina L ging het om het in opdracht van de gemeente verwijderen van asbest. De gemeente kon ook in dat geval voor de gemaakte kosten subsidie aanvragen. In beide gevallen waren de gemeenten van mening dat zij niet btw-plichtig waren.

Tot voor kort werd in Nederland aangenomen dat als een vergoeding wordt betaald voor een prestatie, de prestatie onder bezwarende titel plaatsvindt en hiermee dus in de btw-sfeer. Uit de jurisprudentie van het HvJ EU blijkt dat een bezwarende titel niet volstaat om te concluderen dat een prestatie in de btw-sfeer plaatsvindt. De prestatie moet in het kader van een economische activiteit worden verricht.

Uit de wet volgt dat belastingplichtig voor de btw is een ieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit. Alleen economische activiteiten zijn aan btw-heffing onderworpen. Als economische activiteit worden beschouwd alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter.

Het HvJ EU wijst er op dat alle omstandigheden waaronder een activiteit plaatsvindt dienen te worden onderzocht, waarbij per geval een beoordeling dient te worden verricht tegen de achtergrond van hetgeen wat de typische gedragingen zouden zijn van een ondernemer die op het betrokken vakgebied actief is. Een ondernemer beoogt met zijn activiteit duurzaam opbrengst te verkrijgen. Een typische ondernemer stelt zijn prijs zodanig vast dat zijn kosten worden gedekt en hij een winstmarge kan realiseren.

Een ondernemer zal een activiteit niet uitvoeren als deze alleen maar het risico verlies te lijden met zich meebrengt, zonder enig vooruitzicht op winst. Daarnaast zal een ondernemer doorgaans geen activiteit uitvoeren op een wijze die economisch niet haalbaar is. In de hiervoor besproken zaken concludeert het HvJ EU dan ook, dat de gemeenten voor de activiteiten niet als belastingplichtigen handelen door de handelwijzen van de gemeenten te vergelijken met een ondernemer die hernieuwbare energiesystemen installeert, respectievelijk zich bezig houdt met de verwijdering van asbest. In beide gevallen concludeert het HvJ EU dat een typische ondernemer niet op dezelfde wijze zou handelen als de gemeenten. Dit betekent dat geen sprake is van een economische activiteit en de prestaties dus buiten de btw-sfeer plaatsvinden.

Belang voor de praktijk

Een gemeente handelt doorgaans in het algemeen belang.  In zijn algemeenheid verricht een gemeente activiteiten niet met het oog om opbrengst te genereren en winst te maken. Naar verwachting zal de handelwijze van een gemeente als we de systematiek van het HvJ EU volgen, de vergelijking met de handelwijze van een typische belastingplichtige ondernemer in veel gevallen niet doorstaan. Dit zou kunnen betekenen dat gemeenten veel minder snel als belastingplichtige voor de btw kwalificeren dan tot voor kort werd aangenomen. Dit betekent ook dat minder snel hoeft te worden getoetst of gemeenten economische activiteiten als overheid verrichten en dus handelen in een specifiek juridisch regiem.

Wij adviseren de gevallen waarin  vooralsnog er vanuit is gegaan dat de gemeente als btw-ondernemer handelt (belast dan wel vrijgesteld), nog eens kritisch tegen het licht te houden. Zeker als de gemeente activiteiten tegen kostprijs dan wel onder de kostprijs verricht is het belangrijk om na te gaan wat de gevolgen zijn. Is geen sprake van een economische activiteit dan is geen btw-verschuldigd over de vergoeding. Daar tegenover staat dat de btw op de kosten ook niet aftrekbaar is. Als de gemeente handelt als niet-ondernemer is veelal wel het btw-compensatiefonds van toepassing, zodat deze de btw kan compenseren (tenzij compensatie is uitgesloten).

De gevolgen van een verschuiving van handelen “als overheid” (wel economische activiteit, maar niet belastingplichtig) of handelen als “niet-ondernemer” (geen economische activiteit, niet belastingplichtig zullen door de werking van het btw-compensatiefonds naar verwachting in veel gevallen beperkt zijn. Voor activiteiten waarbij de gemeente wel als btw-ondernemer handelt (economische activiteit, belastingplichtig) voorzien wij mogelijke discussie met de Belastingdienst in die gevallen waarin de vergoeding kostendekkend of lager is.

 

Voor nadere informatie over de procedure kunt u contact opnemen met Patrick Donders (06-40484243) of pdonders@efkbelastingadviseurs.nl of ons secretariaat (072-5350525) of info@efkbelastingadviseurs.nl.




Recreatief zwemmen belast met btw?

Enige tijd geleden heeft de rechtbank Noord-Holland zich uitgesproken over de vraag of recreatief zwemmen onder de sportvrijstelling kan vallen. De rechtbank concludeert dat het gelegenheid geven tot recreatief zwemmen een btw belaste activiteit is. Ook voor gemeenten een interessant oordeel dat vraagt om wat dieper in de problematiek te duiken!

Sinds 1 januari 2019 zijn diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport en die door instellingen worden verricht voor personen die aan sport doen vrijgesteld als deze worden verricht door een ondernemer die geen winst beoogt. De zaak waarin de rechtbank Noord Holland is gedoken betrof een openluchtzwembad dat door een niet winst-beogende ondernemer werd geëxploiteerd. Het openluchtzwembad wordt gebruikt voor recreatief (“vrij”) zwemmen, banenzwemmen, lessen bootcamp, aqua-fit, zwemlessen en schoolzwemmen.

De Belastingdienst was van mening dat alle activiteiten van het zwembad waren vrijgesteld. Volgens de exploitant was 90,5% van de entreegelden toerekenbaar aan recreatieve activiteiten. Het HvJ EU heeft in dit kader geoordeeld dat om te kunnen spreken van “sport” sprake moet zijn van een activiteit die gekenmerkt wordt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component. Hiervan is volgens de rechtbank bij recreatief zwemmen echter geen sprake.

Bij recreatief zwemmen ligt volgens de rechtbank de nadruk op “afkoelen, ontspannen en spelen”. Mede gelet op de inrichting van het complex, waarbij de rechtbank wijst op de aanwezigheid van glijbanen, een zonneweide, klimtoestellen en een kiosk concludeert de rechtbank dat geen sprake is van sportbeoefening. Voor zover sprake is van recreatief zwemmen is eerder sprake van het gelegenheid geven tot zwemmen en baden, dan wel dagrecreatie. Deze zijn belast tegen het lage tarief. Er van uitgaande dat 90,5% van de entreegelden toerekenbaar zijn aan dagrecreatie kan de exploitant 90,5% van de btw op de kosten als voorbelasting verrekenen.

Belang voor de praktijk

Voor gemeenten die zelf een zwembad exploiteren is het van belang na te gaan welke activiteiten in het zwembad plaatsvinden en wat de btw-gevolgen hiervan zijn. Hoewel de onderhavige uitspraak ziet op een openluchtzwembad geldt dit ook voor binnenzwembaden die door een niet-winstbeogende ondernemer worden geëxploiteerd.

Voor nadere informatie over de procedure kunt u contact opnemen met Patrick Donders (06-40484243 of pdonders@efkbelastingadviseurs.nl) of ons secretariaat (072-5350525 of info@efkbelastingadviseurs.nl).




Afval en btw: wij zijn er nog (lang) niet

Een groot aantal gemeenten zijn het niet eens met het standpunt van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst over afval en btw. Wij hebben in onze nieuwsbrief al tien keer eerder aandacht aan dit onderwerp besteed. Recentelijk heeft het Gerechtshof te Den Haag een uitspraak gepubliceerd waarin dit geschil tot uitdrukking komt. Tijd om het vraagstuk maar weer eens tegen het licht te houden.
Inleiding

Het inzamelen en verwijderen van huishoudelijk afval door gemeenten is zonder discussie een overheidstaak. Of gemeenten met het scheiden van afval een ondernemersactiviteit uitoefenen, wil er bij de meeste gemeenten en fiscalisten niet in. Gescheiden afval levert namelijk soms ‘gewoon’ geld op. Deze gemeenten voeren dan ook een procedure, waar eind maart verschillende zaken zijn gepubliceerd door het gerechtshof <klik hier>.

Verleden

Maar eerst gaan wij nog even terug in de tijd. Wij kunnen ons de tijd nog heugen dat afval werd verzameld in een zinken emmer, welke bij de weg werd gezet en door de gemeente werd geleegd. Later stelde de gemeente vast dat het huisvuil moest worden aangeboden in vuilniszakken (is in sommige steden nog steeds van toepassing) en nog later worden de kliko’s geïntroduceerd. Eerst grijs (restafval) en groen (Groente, fruit- en tuinafval) en later komt de oranje kliko (drinkpakken en plastic verpakkingen) erbij. Sommige gemeenten hebben het kwartet compleet gemaakt door ook een blauwe bak (voor het oud papier) toe te voegen. Andere gemeenten gingen verenigingen enthousiasmeren door hen het oude papier op te laten halen en een garantievergoeding te geven (ook al was de marktprijs lager).

De huishoudens waren intussen al gewend lege flessen te deponeren in glascontainerbakken waarvoor de gemeenten afzonderlijk een vergoeding ontvangen. Historisch gezien – met name ingegeven door de ladder van Lansink – scheiden gemeenten hun afval en soms leveren deze afvalstromen ook nog geld op. De baten komen toe aan de burger in de vorm van een lagere afvalstoffenheffing Gemeenten.

Ergens in de historie wordt – buiten de invloedssferen van de gemeenten – tussen het Rijk en de verpakkingsindustrie afgesproken dat de verpakkingsbelasting wordt afgeschaft, dat de industrie verantwoordelijk wordt gehouden voor het weer terugnemen van de verpakkingen die zij in de markt hebben gebracht en heeft zij de kosten te dragen die daarmee gepaard gaan.

De vraag is of deze omstandigheid de gemeentelijke wettelijke taak huishoudelijk afval in te zamelen heeft doen veranderen of heeft afgezwakt. Wij kunnen daarover niets terugvinden, behalve dat de verpakkingsindustrie er rekening mee heeft te houden dat er al een afvalinzamelaar is, namelijk de gemeente. Daarom wordt de industrie vanuit haar verantwoordelijkheid opgeroepen een robuuste financiering tot stand te brengen.

Heden

Kijkende naar dit vraagstuk, kunnen wij alleen maar vaststellen dat als het fiscale vraagstuk wordt benaderd vanuit de gemeenten, heffing van btw achterwege dient te blijven omdat deze een overheidsactiviteit uitoefenen. Wordt het vraagstuk daarentegen benaderd vanuit de verpakkingsindustrie het zeer wel gewenst is dat vanuit hun economische belangen btw-heffing tot stand wordt gebracht. Dan ontstaat aftrek van btw ontstaat bij de gemeente, hetgeen  alleen kan  als de gemeente een ondernemersactiviteit gaat uitoefenen. Voorlopig lijken rechtbanken en het Gerechtshof uit te gaan van de brief van het ministerie van Financiën waarin staat opgenomen dat de wettelijke verplichting tot scheiden van (verpakkingsafval) in de eerste plaats ligt bij de verpakkingsindustrie.

Dit roept bij ons de vraag op of er een wettelijke verplichting is tot het gescheiden inzamelen van afval voor de verpakkingsindustrie. Wij stellen vast dat deze er onmogelijk kan zijn als we het hebben over huishoudelijk afval , omdat  gemeenten daar de wettelijke taak hebben op grond van artikel 10.21 Wet milieubeheer. Dat de verpakkingsindustrie de gemeenten verleid in de uitoefening van hun wettelijke taak handelingen te verrichten door een robuuste financiering toe te passen, maakt echter niet dat sprake is van een economische activiteit van een gemeente. In dit kader doemt het vergelijk op met het Rijk dat een rijksweg gaat aanleggen (aanleg infrastructuur = overheidsactiviteit) en de gemeente verzoekt aan RWS de aanleg verdiept aan te leggen en hierbij bereid is daar een robuuste financiering tegen over te zetten. Dan zeggen wij toch ook niet dat sprake is van een btw-belaste prestatie van het Rijk aan de gemeente?

Toekomst

Naar verwachting zal uiteindelijk de Hoge Raad moeten beoordelen of dit vraagstuk moet worden opgelost vanuit het gezichtspunt van de gemeente (standpunt gemeenten, EFK en sommige collega-advieskantoren) of vanuit de verpakkingsindustrie (standpunt Ministerie van Financiën, Belastingdienst en uiteraard de industrie zelf). Wij denken dat dit het verloop van dit proces zal zijn, omdat wij niet verwachten dat de Belastingdienst tot een ander inzicht mag komen.

Toekomst muziek?

Wij denken echter dat als het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst over hun schaduw zouden heenstappen en zouden aangegeven dat het beleid op dit punt niet vanaf 2015, maar vanaf 2019/2020 van toepassing is, waardoor belastingrente pas vanaf dat moment verschuldigd zou zijn geworden (gewoon aansluiten op de factuurdatum en niet op de periode waarop de factuur ziet) een hoop financiële bezwaren van gemeenten, zouden zijn weggenomen.

Het resterende bezwaar

Het bezwaar dat sommige gemeenten, die een maximaal kostendekkende heffing hebben, is dat de afvalstoffenheffing lager moet worden vastgesteld dan voorheen mogelijk was. Immers in artikel 229, lid 2, letter b van de Gemeentewet is opgenomen dat de omzetbelasting die ingevolge de Wet op het BTW compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds tot de geraamde lasten mag worden gerekend. De volgens het standpunt van de Belastingdienst aftrekbare btw mag daarin niet worden opgenomen. Dit impliceert een directe opbrengstverlaging op de gemeentelijke afvalstoffenheffing, die niet meer zal worden goedgemaakt. Of dit ooit nog goed komt, ligt in de toekomst opgesloten.

Hebt u vragen over de afval en btw-procedures van EFK, kunt u contact opnemen met Patrick Donders via 072-5350525 of via info@efkbelastingadviseurs.nl . Via deze mogelijkheden kunt u ook contact opnemen met Henk Zuidersma, de schrijver van dit artikel.




Ontwikkelingen EFK Academy

EFK is druk bezig met het verbeteren en vernieuwen van de Academy. Zo is er een mooie nieuwe trainings- en ontspanningsruimte gerealiseerd en wordt het trainingsaanbod geactualiseerd. Tevens willen we u kennis laten maken met de twee nieuwe gezichten van de EFK Academy.

Nieuwe gezichten EFK Academy

Dit voorjaar heeft u twee nieuwe aanspreekpunten voor de EFK Academy. Voor al uw vragen met betrekking tot opleidingen, cursussen, masterclasses of e-learnings kunt u terecht bij Noah Soels en Fellany Luider.

De nieuwe trainingsruimte

In Alkmaar hebben wij een nieuwe sfeervolle trainingsruimte gerealiseerd. De ruimte is voorzien van comfortabele stoelen, goede tafels en moderne technische hulpmiddelen. De trainingsruimte is recent in gebruik genomen. Tevens hebben er in de afgelopen periode al een aantal succesvolle trainingen plaatsgevonden.

Training op het EFK kantoor

Elke training die hier bij ons in de nieuwe trainingsruimte plaatsvindt, zal voorzien zijn van koffiepauzes en eventueel een lunchpauze indien het een training voor een gehele dag betreft. Om even volledig te kunnen ontspannen zullen deze pauzes verzorgd worden in de hiervoor ingerichte ontspanningsruimte.

Door deelnemers tijdens een pauze even uit de trainingsruimte te halen, creëren we een ontspanningsmomentje om meer informatie op te kunnen nemen. Tevens is er tijdens een pauze eventueel ruimte om te kunnen netwerken met collega’s die op dat moment aanwezig zijn op het kantoor.

Trainingsagenda voor mei t/m juli

Ook aankomende periode worden een aantal interessante trainingen en bijeenkomsten georganiseerd. Voor zij-instromers vanuit het bedrijfsleven, doorstromers vanuit de organisatie of trainingen bij u op kantoor hebben wij specifieke programma’s beschikbaar.

Datum Opleiding Locatie
16-5-2023 Basisopleiding btw/bcf Den Bosch
17-5-2023 Masterclass Noord-Veluwe Oldebroek
23-5-2023 Basisopleiding btw/bcf Heerenveen
23-5-2023 Masterclass Arhnem-Nijmegen Montferland
23-5-2023 Opleiding VPB en grondbedrijf De Zandkamer, Den Bosch
30-5-2023 Basisopleiding btw/bcf Alticollense Amersfoort
30-5-2023 Opleiding Loonheffingen 1ste dag Alkmaar
1-6-2023 Inleiding gemeentefinanciën en BBV dag 1 Alticollense Amersfoort
6-6-2023 Opleiding loonheffingen 2de dag Alkmaar
8-6-2023 Basisopleiding btw/bcf Alkmaar
15-6-2023 Basisopleiding btw/bcf Heerenveen
15-6-2023 Inleiding gemeentefinanciën en BBV dag 2 Alticollense Amersfoort
20-6-2023 Masterclass Limburg Heerlen
28-6-2023 Basisopleiding btw/bcf Alticollense Amersfoort
29-6-2023 Actualiteitendag BBV Arnhem
6-7-2023 Basisopleiding Gemeenten Financiën & BBV Alkmaar

Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Noah of Fellany.

Telefoonnummer: 072 535 05 25

E-mail: training@efkbelastingadviseurs.nl