
Een groot aantal gemeenten zijn het niet eens met het standpunt van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst over afval en btw. Wij hebben in onze nieuwsbrief al tien keer eerder aandacht aan dit onderwerp besteed. Recentelijk heeft het Gerechtshof te Den Haag een uitspraak gepubliceerd waarin dit geschil tot uitdrukking komt. Tijd om het vraagstuk maar weer eens tegen het licht te houden.
Inleiding
Het inzamelen en verwijderen van huishoudelijk afval door gemeenten is zonder discussie een overheidstaak. Of gemeenten met het scheiden van afval een ondernemersactiviteit uitoefenen, wil er bij de meeste gemeenten en fiscalisten niet in. Gescheiden afval levert namelijk soms ‘gewoon’ geld op. Deze gemeenten voeren dan ook een procedure, waar eind maart verschillende zaken zijn gepubliceerd door het gerechtshof <klik hier>.
Verleden
Maar eerst gaan wij nog even terug in de tijd. Wij kunnen ons de tijd nog heugen dat afval werd verzameld in een zinken emmer, welke bij de weg werd gezet en door de gemeente werd geleegd. Later stelde de gemeente vast dat het huisvuil moest worden aangeboden in vuilniszakken (is in sommige steden nog steeds van toepassing) en nog later worden de kliko’s geïntroduceerd. Eerst grijs (restafval) en groen (Groente, fruit- en tuinafval) en later komt de oranje kliko (drinkpakken en plastic verpakkingen) erbij. Sommige gemeenten hebben het kwartet compleet gemaakt door ook een blauwe bak (voor het oud papier) toe te voegen. Andere gemeenten gingen verenigingen enthousiasmeren door hen het oude papier op te laten halen en een garantievergoeding te geven (ook al was de marktprijs lager).
De huishoudens waren intussen al gewend lege flessen te deponeren in glascontainerbakken waarvoor de gemeenten afzonderlijk een vergoeding ontvangen. Historisch gezien – met name ingegeven door de ladder van Lansink – scheiden gemeenten hun afval en soms leveren deze afvalstromen ook nog geld op. De baten komen toe aan de burger in de vorm van een lagere afvalstoffenheffing Gemeenten.
Ergens in de historie wordt – buiten de invloedssferen van de gemeenten – tussen het Rijk en de verpakkingsindustrie afgesproken dat de verpakkingsbelasting wordt afgeschaft, dat de industrie verantwoordelijk wordt gehouden voor het weer terugnemen van de verpakkingen die zij in de markt hebben gebracht en heeft zij de kosten te dragen die daarmee gepaard gaan.
De vraag is of deze omstandigheid de gemeentelijke wettelijke taak huishoudelijk afval in te zamelen heeft doen veranderen of heeft afgezwakt. Wij kunnen daarover niets terugvinden, behalve dat de verpakkingsindustrie er rekening mee heeft te houden dat er al een afvalinzamelaar is, namelijk de gemeente. Daarom wordt de industrie vanuit haar verantwoordelijkheid opgeroepen een robuuste financiering tot stand te brengen.
Heden
Kijkende naar dit vraagstuk, kunnen wij alleen maar vaststellen dat als het fiscale vraagstuk wordt benaderd vanuit de gemeenten, heffing van btw achterwege dient te blijven omdat deze een overheidsactiviteit uitoefenen. Wordt het vraagstuk daarentegen benaderd vanuit de verpakkingsindustrie het zeer wel gewenst is dat vanuit hun economische belangen btw-heffing tot stand wordt gebracht. Dan ontstaat aftrek van btw ontstaat bij de gemeente, hetgeen alleen kan als de gemeente een ondernemersactiviteit gaat uitoefenen. Voorlopig lijken rechtbanken en het Gerechtshof uit te gaan van de brief van het ministerie van Financiën waarin staat opgenomen dat de wettelijke verplichting tot scheiden van (verpakkingsafval) in de eerste plaats ligt bij de verpakkingsindustrie.
Dit roept bij ons de vraag op of er een wettelijke verplichting is tot het gescheiden inzamelen van afval voor de verpakkingsindustrie. Wij stellen vast dat deze er onmogelijk kan zijn als we het hebben over huishoudelijk afval , omdat gemeenten daar de wettelijke taak hebben op grond van artikel 10.21 Wet milieubeheer. Dat de verpakkingsindustrie de gemeenten verleid in de uitoefening van hun wettelijke taak handelingen te verrichten door een robuuste financiering toe te passen, maakt echter niet dat sprake is van een economische activiteit van een gemeente. In dit kader doemt het vergelijk op met het Rijk dat een rijksweg gaat aanleggen (aanleg infrastructuur = overheidsactiviteit) en de gemeente verzoekt aan RWS de aanleg verdiept aan te leggen en hierbij bereid is daar een robuuste financiering tegen over te zetten. Dan zeggen wij toch ook niet dat sprake is van een btw-belaste prestatie van het Rijk aan de gemeente?
Toekomst
Naar verwachting zal uiteindelijk de Hoge Raad moeten beoordelen of dit vraagstuk moet worden opgelost vanuit het gezichtspunt van de gemeente (standpunt gemeenten, EFK en sommige collega-advieskantoren) of vanuit de verpakkingsindustrie (standpunt Ministerie van Financiën, Belastingdienst en uiteraard de industrie zelf). Wij denken dat dit het verloop van dit proces zal zijn, omdat wij niet verwachten dat de Belastingdienst tot een ander inzicht mag komen.
Toekomst muziek?
Wij denken echter dat als het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst over hun schaduw zouden heenstappen en zouden aangegeven dat het beleid op dit punt niet vanaf 2015, maar vanaf 2019/2020 van toepassing is, waardoor belastingrente pas vanaf dat moment verschuldigd zou zijn geworden (gewoon aansluiten op de factuurdatum en niet op de periode waarop de factuur ziet) een hoop financiële bezwaren van gemeenten, zouden zijn weggenomen.
Het resterende bezwaar
Het bezwaar dat sommige gemeenten, die een maximaal kostendekkende heffing hebben, is dat de afvalstoffenheffing lager moet worden vastgesteld dan voorheen mogelijk was. Immers in artikel 229, lid 2, letter b van de Gemeentewet is opgenomen dat de omzetbelasting die ingevolge de Wet op het BTW compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds tot de geraamde lasten mag worden gerekend. De volgens het standpunt van de Belastingdienst aftrekbare btw mag daarin niet worden opgenomen. Dit impliceert een directe opbrengstverlaging op de gemeentelijke afvalstoffenheffing, die niet meer zal worden goedgemaakt. Of dit ooit nog goed komt, ligt in de toekomst opgesloten.
Hebt u vragen over de afval en btw-procedures van EFK, kunt u contact opnemen met Patrick Donders via 072-5350525 of via info@efkbelastingadviseurs.nl . Via deze mogelijkheden kunt u ook contact opnemen met Henk Zuidersma, de schrijver van dit artikel.