Workshop IKB-doel ‘Opleiding’ – Stichtse Vecht

Op 3 april jl. gaven wij een interactieve workshop bij gemeente Stichtse Vecht, waarin wij de mogelijkheden van het IKB-budget voor opleidingen onder de loep namen. De workshop was gericht op het helpen van medewerkers en leidinggevenden om beter inzicht te krijgen in het gebruik van het IKB-doel ‘opleiding’ en hoe zij dit in de praktijk kunnen toepassen.

Wat maakte deze training bijzonder?

De workshop was een dynamische en praktijkgerichte sessie, waarbij wij niet alleen de theorie behandelden, maar ook veel ruimte boden voor de specifieke vragen en de casuïstiek van de deelnemers. Wij hebben ons volledig gericht op de praktische uitvoering van het IKB-budget, en hoe de organisatie en de medewerkers optimaal kunnen gebruikmaken van de regeling.

De deelnemers kregen de kans vragen in te brengen over het toepassen van het IKB binnen hun eigen organisatie, wat leidde tot waardevolle discussies. Wij hebben voorbeelden gedeeld van hoe het IKB-budget effectief kan worden ingezet voor opleidingen en hoe fiscale vraagstukken rondom opleidingskosten in de praktijk kunnen worden aangepakt.

Effect van de workshop op de deelnemers

‘’Wij hebben een heel leuke én nuttige workshop gehad met Imke. Doordat wij allemaal vanuit een andere HR-functie met het onderwerp IKB/opleidingen te maken hebben, was iedereen heel betrokken en vol vragen. Imke ging heel soepel en deskundig om met onze ad hoc vragen, heel fijn!‘’

– Lara van Dijk, adviseur arbeidsvoorwaarden en rechtspositie.

Deelnemers gaven aan veel helderheid te hebben gekregen over hoe zij de declaraties voor opleidingskosten correct kunnen verwerken en hoe zij de regels rondom het IKB-budget effectief kunnen toepassen. Ook werd duidelijk hoe belangrijk het is alle nodige documenten goed vast te leggen, zoals opleidingsplannen en functioneringsgesprekken om zo een sterke onderbouwing richting de Belastingdienst te hebben.

De sessie was vooral praktisch van aard en de deelnemers vertrokken met concrete handvatten die zij direct konden toepassen in hun werk. Dit zorgde voor veel positieve feedback en de wens dergelijke trainingen vaker te volgen.

Inhouse training mogelijkheden

Als jouw organisatie ook behoefte heeft aan een op maat gemaakte inhouse training rondom het IKB-budget en opleidingen, dan staan wij klaar deze samen met jou te organiseren. Tijdens de training kunnen wij nog meer inspelen op de specifieke vraagstukken en wensen van jouw team. Als jouw organisatie ook behoefte heeft aan een op maat gemaakte inhouse training rondom het IKB-budget en opleidingen, dan staan wij klaar deze samen met jou te organiseren. Tijdens de training kunnen wij nog meer inspelen op de specifieke vraagstukken en wensen van jouw team. Wil jij een maatwerktraject voor jouw organisatie? Neem dan contact op met de opleidingscoördinator voor de inhouse mogelijkheden via 06-40484243 of per e-mail via mnassih@efkbelastingadviseurs.nl.




Tweedaagse opleiding Fiscale Beheersing en Controle

Wil jij ervoor zorgen dat jouw organisatie fiscaal in control is? De tweedaagse opleiding Fiscale Beheersing en Controle biedt jou de tools en kennis die je nodig hebt fiscale processen te optimaliseren en te zorgen dat jouw organisatie op fiscaal gebied in control blijft.

Wat leer jij tijdens deze opleiding?

  • Het Tax Control Framework en de doorontwikkeling van Horizontaal Toezicht;
  • Hoe jij fiscale risico’s kunt monitoren en beheersen;
  • Het opstellen en uitvoeren van een controleplan;
  • Kennis over belangrijke controles zoals de volledigheidscontrole, de labellijstcontrole en het uitvoeren van de juiste steekproeven volgens de Controleaanpak Belastingdienst.
  • De berekening van het mengpercentage voor de overhead.

 

De opleiding wordt gegeven in kleine groepen van maximaal 12 deelnemers, zodat veel ruimte bestaat voor interactie met de docenten en jouw mededeelnemers. Dit zorgt ervoor dat jij het meeste haalt uit de training en jouw vragen goed kunt bespreken.

Data en locatie 2025

Dinsdag 23 september 2025 (dag 1) & dinsdag 30 september 2025 (dag 2) in Den Bosch.

Kosten

€ 1.025 per persoon (excl. btw), inclusief leerboek, studiematerialen, een lekkere lunch en drankjes.

Schrijf je in via www.efkbelastingadviseurs.nl/opleidingen en zorg ervoor dat jouw organisatie fiscaal in control komt/blijft!

Ben jij op zoek naar een maatwerktraject voor jouw organisatie? Neem voor de inhouse mogelijkheden contact op met de opleidingscoördinator via 06-40484243 of per mail via mnassih@efkbelastingadviseurs.nl.




Basis btw/BCF ONLINE – 15 april 2025

De online Basis btw/BCF-training van de EFK Academy biedt je de kans jouw kennis van de btw wetgeving te verdiepen en inzicht te krijgen in de fiscale risico’s en kansen die relevant zijn voor jouw organisatie.

In deze training worden de belangrijkste btw- en BCF-regels voor publieke organisaties behandeld. Jij leert hoe je fiscale risico’s kunt signaleren/aanpakken en de fiscale kansen kunt benutten die de wet- en regelgeving biedt. De training is specifiek gericht op het toepassen van de btw binnen gemeenten, provincies en waterschappen.

Wat leer jij in deze training?

  • De belangrijkste btw- en BCF-regels die van toepassing zijn op jouw organisatie.
  • Het herkennen van fiscale risico’s en het implementeren van strategieën om de risico’s te verminderen.
  • Het benutten van fiscale kansen om de organisatie financieel te optimaliseren.

 

Waarom kiezen voor online leren?

De training wordt fysiek gegeven op 15 april 2025, maar jij kunt deze ook online volgen. Dit biedt jou de flexibiliteit de training te volgen waar het jou uitkomt, zonder dat je hoeft te reizen. Tijdens de online sessie kun je bovendien vragen stellen, zodat jij optimaal kunt profiteren van de training, ongeacht je locatie.

Kosten: € 590 excl. btw
Locatie: Online & fysiek te volgen in Alkmaar.

Schrijf je in via www.efkbelastingadviseurs.nl/opleidingen.

Ben jij op zoek naar een maatwerktraject voor jouw organisatie? Neem voor de inhouse mogelijkheden contact op met de opleidingscoördinator via 06-40484243 of per mail via mnassih@efkbelastingadviseurs.nl.




Nieuw: PE-punten Masterclass

De EFK Academy introduceert een nieuwe mogelijkheid voor vaktechnische verdieping: het verkrijgen van PE-punten door deelname aan onze Masterclasses. Dit biedt jou niet alleen de kans jouw kennis te verbreden, maar ook aan de eisen voor permanente educatie te voldoen.

Onze Masterclasses zijn ontworpen om netwerken tussen professionals binnen de publieke sector te bevorderen. Medewerkers van gemeenten, provincies en waterschappen komen bij elkaar om samen fiscale vraagstukken te bespreken en kennis met elkaar te delen. Het doel is een hecht en actief netwerk te creëren waar kennisdeling centraal staat.

De Masterclass btw/BCF is specifiek gericht op professionals die regelmatig worden geconfronteerd met complexe btw-vraagstukken, het BTW-compensatiefonds (BCF) en Horizontaal Toezicht. In de Masterclass wordt de laatste wet- en regelgeving besproken, casuïstiek behandeld en kunnen deelnemers ervaringen uitwisselen.

Deelnemers aan de Masterclasses kunnen nu PE-punten behalen, wat de waarde van de training verder vergroot. Dit maakt het een ideale gelegenheid jouw fiscale kennis bij te werken én tegelijkertijd aan jouw permanente educatie te werken.

Voor meer informatie over de data, locaties en specifieke inhoud van de Masterclasses neem gerust telefonisch contact met ons op via 072 5350525 of mail ons via trainingen@efkbelastingadviseurs.nl. Wij helpen graag! Algemene informatie over de Masterclass? Kijk op www.efkbelastingadviseurs.nl/opleidingen.




Opleidingscatalogus 2025 – Vraag hem nu aan!

De EFK Academy presenteert met trots de Opleidingscatalogus 2025. Hierin vind jij een overzicht van de diverse opleidingen die wij aanbieden om jouw fiscale kennis verder te ontwikkelen. Of je nu werkzaam bent binnen de publieke sector of in een andere fiscale functie, wij hebben een breed scala aan opleidingen die aansluiten bij jouw behoefte aan vaktechnische verdieping.

In de Opleidingscatalogus 2025 vind jij alles over onze actuele trainingen, die zowel fysiek als online beschikbaar zijn. Van de nieuwste ontwikkelingen in de btw-regelgeving tot complexe vraagstukken rondom het BTW-compensatiefonds en Horizontaal Toezicht, wij bieden jou de juiste tools en kennis om jouw expertise te vergroten.

Of je nu digitaal wilt bladeren door onze opleidingscatalogus of de voorkeur geeft aan een fysiek exemplaar, de keuze is aan jou. Wij zorgen ervoor dat jij het exemplaar ontvangt dat het beste bij jouw wensen past.

Vraag nu jouw gratis exemplaar aan via de volgende link:
Opleidingscatalogus 2025 aanvragen




Overheidstaakvrijstelling vennootschapsbelasting & gemeentelijke begraafplaats

In februari 2025 heeft de verantwoordelijke kennisgroep van de Belastingdienst een standpunt ingenomen over de vraag of de overheidstaakvrijstelling van artikel 8e, eerste lid, onderdeel b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is voor activiteiten op en rondom de gemeentelijke begraafplaats.

Het betreft hierbij het gelegenheid geven tot begraven op de begraafplaats (1), overige werkzaamheden en diensten op de begraafplaats (2) en het aanbieden van diensten in het nabijgelegen rouwcentrum (3). De vraag of is voldaan aan de ondernemingscriteria is hierbij niet in het geding, de betreffende gemeente zal hierbij dus een (structureel) overschot behalen.

Onderscheid activiteiten

De kennisgroep maakt onderscheid tussen de drie verschillende deelactiviteiten. Het gelegenheid geven tot begraven op de begraafplaats valt onder de wettelijke overheidstaak, zoals opgenomen in de artikelen 27, 33 en 35 van de Wet op Lijkbezorging. De overheidstaakvrijstelling is niet van toepassing indien sprake is van feitelijke concurrentie, hetgeen dient te worden beoordeeld door de bevoegde belastingeenheid.

Voor de overige werkzaamheden en diensten op de begraafplaats geldt geen wettelijke verplichting of publiekrechtelijke bevoegdheid, waardoor deze buiten de overheidstakenvrijstelling valt. Hetzelfde geldt voor het aanbieden van diensten in een nabijgelegen rouwcentrum.

VPB vs. btw

De behandeling voor de vennootschapsbelasting wijkt af van die voor de btw. Bij laatstgenoemde heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een gemeente bij de uitgifte van grafrechten tegen vergoeding niet handelt als overheid. De gemeente voert immers werkzaamheden uit die op eenzelfde wijze door een private ondernemer kunnen worden uitgevoerd. Voor de vennootschapsbelasting moet echter daadwerkelijk sprake zijn van feitelijke concurrentie.

Hoe nu verder?

Dit standpunt maakt het noodzakelijk mogelijk onderscheid te maken in de grafrechten voor bedragen die zijn toe te rekenen aan de wettelijke overheidstaak en aan andere taken. Kortom, een uitsplitsing van de vergoeding naar de verschillende deelactiviteiten. Grafrechten kunnen namelijk worden geheven voor diverse elementen, zoals rechten voor begraven, inschrijving en overboeking van graven, onderhoud/schoonmaak van graven, het plaatsen van urnen en het verstrooien van as. De vergoeding voor het rouwcentrum zal doorgaans separaat in rekening worden gebracht. Uiteraard is dit alles alleen relevant indien sprake is van een structureel overschot!

In het kennisgroepstandpunt wordt helaas niet nader ingegaan op de vraag wat in dit geval onder feitelijke concurrentie wordt verstaan. Is dit bijvoorbeeld het aanwezig zijn van een andere begraafplaats binnen de gemeente, zoals een kerkelijke begraafplaats of natuurbegraafplaats? Of kan dit ook van toepassing zijn wanneer een dergelijke private begraafplaats zich in een naburige gemeente bevindt?

Heb jij vragen  over het toepassen van de overheidstaakvrijstelling voor gemeentelijke begraafplaatsen of wil je meer weten over de specifieke implicaties voor jouw organisatie? Neem dan gerust contact op met jouw EFK-adviseur, bel ons secretariaat op 072-5350525 of stuur een e-mail naar info@efkbelastingadviseurs.nl .




Belangrijke wijzigingen in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) per 1 januari 2026: Wat werkgevers in de publieke sector moeten weten

De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) biedt werkgevers financiële voordelen bij het in dienst nemen of houden van werknemers met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Per 1 januari 2026 treden echter significante wijzigingen in werking die van invloed kunnen zijn op jouw organisatie. Het is essentieel op de hoogte te zijn van de veranderingen en tijdig actie te ondernemen om optimaal te profiteren van de beschikbare voordelen.

Controleer uw voorlopige Wtl-beschikking zorgvuldig

Jaarlijks ontvangt jouw organisatie als werkgever in maart een voorlopige berekening van het UWV met betrekking tot het lage-inkomensvoordeel (LIV) en/of loonkostenvoordeel (LKV) over het voorgaande jaar. De organisatie kan de voorlopige berekening controleren op de volgende punten:

  • Verifieer de opgenomen werknemers: Controleer of alle werknemers waarvoor jouw organisatie een doelgroepverklaring heeft, correct zijn vermeld.
  • Controleer de verloonde uren: Zorg ervoor dat het aantal verloonde uren overeenkomt met de administratie.​
  • Corrigeer eventuele fouten vóór 1 mei: Indien je onjuistheden constateert, meld deze dan uiterlijk 1 mei aan de Belastingdienst via een correctiebericht bij de aangifte loonheffingen. ​

 

Wijzigingen per 1 januari 2026

Met ingang van 1 januari 2026 vinden significante wijzigingen plaats.

  1. Afschaffing loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer: Voor dienstbetrekkingen gestart op of na 1 januari 2024 wordt het LKV voor oudere werknemers per 1 januari 2025 verlaagd en per 1 januari 2026 volledig afgeschaft. Voor dienstbetrekkingen begonnen vóór 1 januari 2024 blijft het LKV ongewijzigd. ​
  2. Structureel maken LKV doelgroep banenafspraak: Het LKV voor de doelgroep banenafspraak wordt structureel, wat betekent dat werkgevers zolang de dienstbetrekking duurt, recht hebben op dit voordeel.
  3. Afschaffing doelgroepverklaring voor LKV banenafspraak: Werkgevers hoeven geen doelgroepverklaring meer aan te vragen voor het LKV banenafspraak. In plaats daarvan kunnen zij het doelgroepregister raadplegen om te zien welke werknemers in aanmerking komen.
  4. Harmonisatie doelgroep LKV banenafspraak: De doelgroep van het LKV banenafspraak wordt gelijkgetrokken met de algemene doelgroep banenafspraak, waardoor onder andere Wsw’ers die zijn gedetacheerd bij reguliere werkgevers ook in aanmerking komen.

 

Acties voor 31 december 2025

Om optimaal te profiteren van de huidige regelingen en te zijn voorbereid op de komende wijzigingen, is het raadzaam:

  • Dienstverbanden vóór 2024 te evalueren: Overweeg oudere werknemers vóór 1 januari 2026 in dienst te nemen, om nog gebruik te kunnen maken van het LKV oudere werknemer.​
  • Administratieve processen aan te passen: Bereid de systemen en processen binnen jouw organisatie voor op het vervallen van de doelgroepverklaring voor het LKV banenafspraak en zorg ervoor dat je toegang hebt tot het doelgroepregister.​
  • Informeer de HR-afdeling: Zorg ervoor dat HR-medewerkers op de hoogte zijn van de wijzigingen en de implicaties hiervan voor het wervings- en personeelsbeleid.​

 

Door proactief de stappen te ondernemen, kan jouw organisatie als werkgever tijdig inspelen op de veranderingen binnen de Wtl en blijven profiteren van de beschikbare loonkostenvoordelen. Meer informatie of hulp nodig? Wij helpen graag! Neem contact op met jouw EFK-belastingadviseur ons secretariaat op 072-5350525 of mail met ons via info@efkbelastingadviseurs.nl.




Update ZZP-dossier: Recente ontwikkelingen en wetsvoorstellen

Op 21 februari 2025 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan in de zaak Uber/FNV (ECLI:NL:HR:2025:319). In de uitspraak wordt bevestigd dat bij het beoordelen of sprake is van een arbeidsovereenkomst, alle relevante omstandigheden gelijkwaardig moeten worden meegewogen. Dit betekent dat geen rangorde bestaat tussen factoren zoals de mate van aansturing, het ondernemersrisico en het gedrag als ondernemer buiten de specifieke arbeidsrelatie. De uitspraak verandert echter niets aan de huidige toetsingspraktijk; de Belastingdienst hanteert reeds een holistische benadering waarbij alle factoren in samenhang worden beoordeeld. ​Onze ZZP-tool biedt een uitkomst bij de holistische benadering!

Aanpassing wetsvoorstel VBAR

Naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad heeft minister Van Hijum aangekondigd het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) aan te passen. In de herziene versie zal ondernemerschap als volwaardig criterium worden meegenomen bij de beoordeling van arbeidsrelaties. Dit betekent dat kenmerken zoals het voldoen van btw, investeringen in het eigen bedrijf en het actief werven van klanten even zwaar zullen wegen als andere criteria. De aanpassing beoogt meer duidelijkheid te scheppen voor zowel werkgevers als zelfstandigen. ​In de eerdere versies van de VBAR werd hier pas aan getoetst als de weging tussen ‘ondernemer’ en ‘werknemer’ gelijk uitpakt.

Initiatiefwet van Kamerlid Aartsen

Daarnaast heeft VVD-Kamerlid Thierry Aartsen, samen met D66, CDA en SGP, een initiatiefwet ingediend die eveneens streeft naar meer duidelijkheid omtrent de positie van zelfstandigen. Deze wet introduceert een zelfstandigentoets die primair kijkt naar de zelfstandige zelf: heeft iemand meerdere opdrachtgevers, investeert hij of zij in het eigen bedrijf en wordt actief geworven naar klanten? Ook wordt voorgesteld een onafhankelijke commissie op te richten die de status van zelfstandige kan bevestigen, naar Belgisch voorbeeld. Dit voorstel is momenteel in pre-consultatie en beoogt een gelijk speelveld te creëren tussen zelfstandigen en werknemers.

Inhuur bij publiekrechtelijk organisatie

De Belastingdienst heeft inhuur aangemerkt als ‘key risico’ voor de loonheffingen. In het kader van Horizontaal Toezicht dient inzicht te worden verkregen in de populatie inhuurkrachten. Daarnaast is het belangrijk dat een duidelijk beoordelingskader  wordt geïmplementeerd. Onze ZZP-tool is voorgelegd aan de Belastingdienst en kan worden gebruikt als onderdeel van het ZZP-proces.

Wil je meer weten over onze ZZP-tool? Klik hier! Geïnteresseerd in afname van de tool? Neem dan contact op met jouw EFK-adviseur of bel EFK Belastingadviseurs op 072-5350525. Liever contact met ons opnemen via de mail? Dit kan via info@efkbelastingadviseurs.nl. Wij helpen graag!




Einde van de RVU-vrijstelling: Wat betekent dit voor werkgevers in de publieke sector?

De tijdelijke RVU-vrijstelling loopt af op 31 december 2025. Werkgevers in de publieke sector hebben dus nog tot eind dit jaar om regelingen te treffen die onder de huidige vrijstellingsregels vallen. Daarna vervalt het fiscale voordeel en is het niet langer mogelijk zonder extra heffing medewerkers fiscaal aantrekkelijk vervroegd te laten uittreden.

Wat betekent dit voor jouw organisatie? En wat moet vóór het einde van 2025 worden geregeld om gebruik te maken van deze regeling? Wij zetten het op een rij.

Wat is de RVU-vrijstelling ook alweer?

De RVU-regeling biedt werkgevers de mogelijkheid oudere werknemers die enkele jaren voor hun AOW zitten, een vergoeding te geven eerder te stoppen met werken. Normaliter wordt over een dergelijke uitkering een zogenoemde RVU-heffing geheven van 52%.

Dankzij de tijdelijke vrijstelling – ook wel de ‘drempelvrijstelling’ genoemd – mag sinds 2021 een bedrag van ongeveer € 2.182 bruto per maand (2025) tot maximaal 36 maanden worden uitgekeerd zonder dat daar de extra heffing over hoeft te worden betaald.

De vrijstelling gold als onderdeel van het Pensioenakkoord en is bedoeld mensen met zware beroepen eerder te kunnen laten stoppen met werken.

De klok tikt: waarom is 2025 belangrijk?

De vrijstelling is tijdelijk en eindigt op 31 december 2025. Regelingen die ná deze datum worden afgesproken, vallen niet meer onder de vrijstelling.

Belangrijk: het gaat erom wanneer de afspraak tot stand komt, niet wanneer de uitbetaling start. Dat betekent dat vóór het einde van 2025 een schriftelijke regeling moet zijn getroffen met de medewerker.

Wat moet vóór 31 december 2025 zijn gedaan?

  1. Inventariseer wie in aanmerking komt
    Kijk naar medewerkers die binnen drie jaar na de regeling hun AOW-leeftijd bereiken. Vooral in zware beroepen is dit van belang.
  2. Voer tijdig gesprekken
    Start nu al met gesprekken over vervroegd uittreden. Wacht niet tot het vierde kwartaal: de administratieve verwerking kost tijd.
  3. Leg afspraken vast vóór 1 januari 2026
    De afspraken moeten schriftelijk zijn vastgelegd en bij voorkeur juridisch goed zijn onderbouwd. De datum op papier is bepalend.
  4. Vraag juridisch- en fiscaal advies
    Zeker als het gaat om maatwerk of collectieve regelingen, is advies essentieel. Denk aan cao-afspraken, sociale plannen of individuele vertrekregelingen.

 

Tips & aandachtspunten

  • Drempelvrijstelling blijft een brutobedrag: let op hoe dit wordt verwerkt in de loonadministratie.
  • Geen automatische toepassing: de regeling moet actief worden toegepast, het is geen “automatisch recht”.
  • Beoordeel het draagvlak binnen de organisatie: wil de organisatie deze mogelijkheid openstellen voor iedereen of alleen voor specifieke doelgroepen?
  • Communiceer helder: zorg dat medewerkers goed begrijpen wat de regeling inhoudt en wat de (financiële) gevolgen zijn.
  • Let op combinaties met andere regelingen: bijvoorbeeld de Zwaar Werk-regeling, deeltijdpensioen of demotie.

 

Wil jij hulp bij het vormgeven van een regeling, het berekenen van de fiscale ruimte of het opstellen van juridisch juiste afspraken? Neem dan gerust contact op met jouw EFK-adviseur, ons secretariaat op 072-5350525 of mail met ons via info@efkbelastingadviseurs.nl. Wij helpen graag!




De VNG biedt een oplossing voor de WKR bij gemeenten, maar welk probleem wordt hiermee opgelost?

Op 7 maart 2025 heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) een ledenbrief uitgebracht met advies over het gebruik van de vrije ruimte binnen de Werkkostenregeling (hierna: WKR) voor zowel politieke ambtsdragers als werknemers. De ledenbrief is een reactie op een motie van gemeente Papendrecht, aangenomen tijdens de Algemene Ledenvergadering op 14 juni 2023. In dit artikel geven wij een toelichting op de motie en de reactie van het Ministerie.

Achtergrond van de Motie

Gemeente Papendrecht signaleerde dat het gebruik van één vrije ruimte in de WKR, voor zowel werknemers als politieke ambtsdragers leidt tot een onevenredige verdeling van de vrije ruimte. Dat komt doordat de netto vergoedingen van politieke ambtsdragers worden gealloceerd onder de vrije ruimte. Het gevolg: gemeenten hebben minder vrije ruimte ‘over’ voor andere werknemers.

Dit probleem speelt vooral bij kleinere gemeenten, waar de vergoedingen verhoudingsgewijs voor politieke ambtsdragers een groter deel van de vrije ruimte innemen. Daardoor hebben deze gemeenten een concurrentienadeel bij het aantrekken van nieuwe arbeidskrachten. Voorgesteld werd de wet aan te passen voor de publieke sector waarop het Rechtspositiebesluit van toepassing is.

Reactie van het Ministerie

De Staatssecretaris is niet van plan de Wet op de Loonheffingen aan te passen voor de publieke sector. De reden daarvoor is dat het ‘nadeel’ door gemeenten zelf is gecreëerd bij het tot stand komen van het rechtspositiebesluit. Bij de totstandkoming van dit besluit is besloten de netto vergoedingen als eindheffingsloon – in de vrije ruimte – aan te wijzen. Als de keuze niet was gemaakt, dan had de vrije ruimte evenrediger kunnen worden verdeeld tussen de werknemers en de politieke ambtsdragers.

Advies van de VNG

De VNG adviseert gemeenten een onderscheid te maken in groepen werknemers, namelijk de politieke ambtsdragers aan de ene kant en de niet politieke ambtsdragers aan de andere kant. Geadviseerd wordt de loonsommen van beide groepen te scheiden en aan de hand daarvan inzichtelijk te maken hoe groot de vrije ruimte is voor de politieke ambtsdragers, respectievelijk de andere werknemers.

Vervolgens adviseert de VNG de vrije ruimte die is gerelateerd aan de loonsommen van de werknemers ook daadwerkelijk aan hen te besteden. Als daarna nog ruimte over is, kan deze worden benut voor vergoedingen aan politieke ambtsdragers.

Wat de VNG precies bedoelt met het “benutten” van de overgebleven ruimte is niet helemaal duidelijk. Uiteraard leidt een overschrijding van de vrije ruimte tot een naheffing van 80%. De gedachte achter de aanpak is dat het leidt tot een eerlijkere en evenredige verdeling van de vrije ruimte.

Welk loonbelasting probleem lost de VNG hiermee op?

Vanuit het perspectief van loonheffingen is er geen probleem. De voorgestelde werkwijze leidt zelfs tot een administratieve lastenverzwaring. Hieronder leggen wij uit waarom.

De vrije ruimte is een fictief budget, gebaseerd op de totale fiscale loonsom van alle werknemers samen. Hieronder valt het loon van de werknemers en de politieke ambtsdragers. De hoogte van de vrije ruimte wordt als volgt berekend:

2% tot een loonsom van € 400.000

1,18% bij een loonsom > € 400.000

Stel de totale fiscale loonsom (kolom 14 in de salarisadministratie) bedraagt € 60.000.000. De vrije ruimte bedraagt in dat geval € 711.280. Stel dat het loon van de politieke ambtsdragers € 20.000.000 bedraagt en de netto kostenvergoeding in totaal € 500.000 is. Vervolgens wordt de aanname gedaan dat het loon van de andere werknemers € 40.000.000 bedraagt en dat de netto kostenvergoedingen in totaal € 300.000 bedraagt.

Het opknippen van de loonsommen verandert niets aan de uitkomst dat eindheffing is verschuldigd én de hoogte van de eindheffing wijzigt niet. In dit voorbeeld is de gemeente een eindheffing verschuldigd van € 70.976 (€800.000- € 711.280) *80%)). Stel dat de gemeente in dit voorbeeld het budget voor vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers gelijk wil trekken naar € 500.000, dan betaalt de gemeente aan eindheffing € 230.976 (€ 1.000.000- 288.720) *80%)).

Bovenstaand voorbeeld geeft vereenvoudigd weer dat de fiscale werkelijkheid niet zal wijzigen bij het separaat administreren van de loonsommen en de berekening van de vrije ruimte behorend bij de loonsom.

De vraag of de gemeente als werkgever dit een wenselijke uitkomst vindt, is geen fiscale vraag. Fiscaal mag de gemeente andere werknemers net zoveel vergoeden en verstrekken als de politieke ambtsdragers. De werkgever mag/kan ook kiezen dit niet te doen, immers de vergoedingen en verstrekkingen die onder de vrije ruimte vallen zijn toch ‘extraatjes’ naast het salaris. Ook mag/kan de gemeente de pot vrije ruimte verdelen, dus eventueel ook onevenredig onder de werknemers. De vrije ruimte is geen ‘ruimte’ waar werknemers individueel aanspraak op kunnen maken.

Conclusie

De fiscale werkelijkheid verandert niet als loonsommen worden gesplitst. Het voorgestelde onderscheid creëert dus geen fiscaal voordeel, maar leidt juist tot extra administratieve lasten.

Toch kan het advies van de VNG strategisch nuttig zijn. Door de vergoedingen en verstrekkingen voor politieke ambtsdragers en overige werknemers afzonderlijk te administreren, ontstaat meer ruimte voor HR beleid. Gemeenten kunnen bewuster keuzes maken over hoe zij werknemers willen belonen en binden.

Meer weten?

Wil jij meer weten over de WKR of zit jij bij HR en wil jij graag meer weten over hoe de gemeente strategisch kan omgaan met het advies van de VNG? Wij helpen graag! Neem gerust contact op met jouw EFK-adviseur, ons secretariaat op 072-5350525 of mail met ons via info@efkbelastingadviseurs.nl.

Op 22 mei 2025 verzorgt EFK een WKR training voor de publieke sector in Amersfoort. Ook verzorgen wij regelmatig inhouse trainingen die op maat gemaakt zijn voor jouw publiekrechtelijke organisatie. Meer weten? Neem gerust contact op met onze opleidingscoördinator op 06-40484243 of per mail via mnassih@efkbelastingadviseurs.nl.

Let op: niet alle ambtsdragers vallen onder de wet op de Loonbelasting. In dit artikel gaat het slechts over de ambtsdragers die wél onder de wet op de loonheffingen vallen. De netto vergoedingen van deze groep hebben invloed op de vrije ruimte.




Lezersvraag over Oekraïne

In sommige gemeenten worden momenteel containers of woonunits geplaatst op grond van de gemeente zelf of op grond die door de gemeente wordt gehuurd. De woonruimtes worden vervolgens tegen vergoeding verhuurd aan Oekraïners. Hoe werkt dit uit voor de btw?

De vraag die wij krijgen is of de betreffende verhuur aan Oekraïners belast is met btw en of de gemeente de btw op de kosten kan compenseren. Deze ogenschijnlijk korte vragen brengen ongemerkt meerdere andere vragen met zich mee, namelijk:

  • Is de container of woonunit voor de btw roerend of onroerend;
  • Wordt de verhuur van de woonunit of container gelijkgesteld met verhuur binnen het kader van het vakantiebestedingsbedrijf?

Beantwoording vragen

Het is voor de btw van belang vast te stellen of de te verhuren unit roerend of onroerend is. Is de unit namelijk roerend voor de btw, dan is de verhuur altijd belast met btw. Wordt de unit als onroerend gekwalificeerd, dan dient te worden vastgesteld of de unit wordt verhuurd als woning (vrijgesteld) of dat sprake is van verhuur binnen het kader van ’hotel-, pension, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf’ aan personen die daar voor korte duur verblijf houden (belast).

Uit vaste jurisprudentie volgt dat wanneer een zaak redelijk eenvoudig is te verwijderen, sprake is van een roerende zaak. Dit is echter altijd afhankelijk van alle feiten en omstandigheden en dient derhalve per geval te worden beoordeeld.

Het vaststellen of sprake is van verhuur binnen het begrip ‘’hotel-, pension, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar voor korte duur verblijf houden’’ is van belang voor het btw-tarief. Voormeld begrip dient ruim te worden uitgelegd en geldt ook voor de verhuur door gemeenten aan Oekraïners. Het gaat dan echter wel om accommodaties die gemeubileerd en gestoffeerd worden verhuurd.

Roerende zaken die ongemeubileerd worden verhuurd zijn belast met het algemene btw-tarief van 21%.

Op het moment dat de gemeente een accommodatie verhuurt aan Oekraïners tegen vergoeding, kwalificeert zij hiervoor als ondernemer in de zin van de btw. Wordt de accommodatie belast met btw verhuurd, dan zijn de kosten voor de verhuur aftrekbaar. Wordt de accommodatie vrijgesteld van btw verhuurd, dan zijn de kosten voor de verhuur kostprijsverhogend. Wordt de accommodatie om niet ter beschikking gesteld (verhuurd), dan handelt de gemeente niet als btw-ondernemer. De btw komt in dat geval niet voor compensatie in aanmerking, omdat de units ter beschikking worden gesteld aan een derde.

Aanvullende opmerkingen        

Denk ook aan het ondernemerschap van de grondeigenaar die de grond aan de gemeente verhuurd en of mogelijk een opstalrecht dient te worden gevestigd, zodat wordt voorkomen dat de woonunits door natrekking eigendom worden van de grondverhuurder. Of van bijvoorbeeld voorzieningen ten behoeve van gas, water en elektra die mogelijk door de gemeente worden aangelegd.

Als naast bovenstaande vragen nog andere vragen opkomen, neem dan contact op met jouw EFK-belastingadviseur ons secretariaat op 072-5350525 of mail met ons via info@efkbelastingadviseurs.nl. Wij denken graag met jou mee!




Schadevergoedingen bij het annuleren of ontbinden van de overeenkomst

De jurisprudentie laat een wisselend beeld zien. Een meest recent voorbeeld daarvan is het oordeel van het Hof van Justitie (hierna: het HvJ) in de Oostenrijkse zaak rhtb, waar partij 1, Parkring, opdracht geeft aan partij 2, rhtb, voor het bouwen van een vastgoedobject. Een aantal maanden na aanvang van het project, deelt Parkring mee aan rhtb dat zij niet wil dat rhtb het project verder uitvoert. De reden voor het ontbinden van de overeenkomst was niet aan rhtb toe te rekenen. De Oostenrijkse rechter oordeelt dat de overeengekomen vergoeding voor het project wel dient te worden voldaan een rhtb, maar twijfelt of de vergoeding nog een vergoeding voor een prestatie is of niet. Aan de voorwaarde dat een direct verband tussen de prestatie en de tegenprestatie bestaat, zou volgens de rechter niet worden voldaan doordat rhtb het project niet hoeft af te maken. De Oostenrijkse rechter stelt een prejudiciële vraag aan het HvJ. Het HvJ oordeelt dat de vergoeding wel een vergoeding voor een prestatie is en geen (onbelaste) schadevergoeding. Hoe het HvJ tot dit oordeel komt, werken wij hieronder uit.

Het HvJ haalt in het arrest aan onder andere de zaak Vodafone Portugal aan. In die zaak heeft het HvJ overwogen wanneer sprake is van een vergoeding voor een prestatie en wanneer van een schadevergoeding.

In beginsel zijn leveringen en diensten die onder bezwarende titel worden verricht belast met btw. Een dienst wordt echter pas onder bezwarende titel verricht, wanneer tussen de dienstverrichter en de afnemer een rechtsbetrekking bestaat, waarbij over en weer prestaties worden verricht en waarbij de ontvangen vergoeding een werkelijke tegenwaarde vormt voor de ontvangen prestatie. Hieraan wordt voldaan, wanneer een rechtstreeks verband bestaat tussen die prestatie en de vergoeding.

Het HvJ heeft geoordeeld dat de tegenwaarde voor de vergoeding die de afnemer betaalt voor een dienst, bestaat uit het recht gebruik te maken van de dienst, ongeacht of de afnemer dit ook daadwerkelijk doet. Dit heeft tot gevolg dat een dienstverrichter de dienst verricht zodra hij de afnemer in staat stelt gebruik te maken van de dienst. Het feit of de afnemer wel of geen gebruik maakt van de dienst, heeft geen invloed op het rechtstreekse verband tussen de prestatie en de te ontvangen vergoeding.

In Vodafone Portugal komt verder naar voren dat wanneer de vergoeding die wordt betaald voor het ontbinden van een overeenkomst, even hoog is als de vergoeding die dient te worden betaald in het geval dat de overeenkomst niet wordt ontbonden, dat dan sprake is van een vergoeding voor een dienst onder bezwarende titel en derhalve belast met btw.

In de zaak van rhtb wilde de dienstverrichter de overeengekomen werkzaamheden voltooien, maar werd tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het contract ontbonden door de afnemer, wegens niet aan rhtb toe te rekenen redenen. Vervolgens ontvangt rhtb alsnog de overeengekomen vergoeding uit de overeenkomst, zoals deze zou zijn als de overeenkomst niet werd ontbonden, enkel verminderd met de kosten die rhtb niet meer hoeft te maken nu de overige werkzaamheden verder niet hoeven te worden uitgevoerd.

Uit een aantal andere zaken volgen echter andere conclusies, zoals bijvoorbeeld in de zaak Les Bains. Bij Les Bains betaalden hotelgasten annuleringsvergoedingen als zij na reservering van een kamer de reservering annuleerden. Het ging hierbij om bedragen die het hotel had ontvangen als voorschot op de reservering van de kamer en die zij niet terug hoefde te betalen bij annulering. Het HvJ heeft in die zaak geoordeeld dat het enkel reserveren van een kamer geen dienst in de zin van de btw was en derhalve geen rechtstreeks verband bestond tussen de geannuleerde prestatie en de te ontvangen vergoeding. De ontvangen voorschotten werden aangemerkt als forfaitaire compensatie voor de geleden schade. Anders dan bij rhtb kan de afnemer van de dienst hiervan geen gebruik maken. Ook al omdat de dienstverlener de dienst niet zal verlenen.

Daar tegenover staat de zaak van Air France – KLM. In dat geval ging het om de vraag of een vliegtuigmaatschappij een dienst heeft verricht na de verkoop van de tickets als de passagiers niet komen opdagen. Hier concludeert het HvJ dat sprake is van een belastbare vergoeding voor een prestatie en geen schadevergoeding. Immers de klant kan gebruikmaken van de dienst waartoe KLM-Air-France hem toe in staat stelt. De uitspraak rhtb is in lijn met de uitspraak KLM-Air France. In de recente uitspraak rhtb is eveneens niet van belang of de afnemer gebruikmaakt van de dienst, maar dat de dienstverrichter de afnemer daartoe in staat stelt

Conclusie

Op het moment dat kan worden vastgesteld dat een prestatie wordt verricht, waarbij de dienstverlener of leverancier de afnemer in staat stelt gebruik te maken van de dienst of de levering, is de prestatie belast met btw. Hierbij is van belang dat een rechtstreeks verband bestaat tussen de prestatie en de te ontvangen vergoeding. Het is niet van belang of de afnemer de dienst uiteindelijk wel of niet gaat gebruiken, als de dienstverrichter de afnemer maar in staat stelt gebruik te maken van de dienst.

Uit de voormelde jurisprudentie blijkt dat per geval de feiten en omstandigheden dienen te worden beoordeeld. Ook moet goed worden vastgelegd waarom sprake zou zijn van een schadevergoeding en niet van een vergoeding voor een prestatie. De omschrijving van boete of schade is daarbij niet van belang. Enkel de feitelijke prestatie is van belang voor het karakter van de (schade) vergoeding.

Geconcludeerd mag worden dat wanneer jouw organisatie te maken krijgt met schadevergoedingen, het altijd raadzaam is vooraf goed na te denken of mogelijk sprake is van een btw-belaste prestatie. Bij twijfel helpen wij uiteraard graag! Neem in dat geval gerust contact op met jouw EFK-adviseur, ons secretariaat op 072-5350525 of mail met ons via info@efkbelastingadviseurs.nl.




Opdrachtgever of toch eigenbouwer in de zin van de btw?

De vraag of een belanghebbende als opdrachtgever of als eigenbouwer kwalificeert, is in de afgelopen periode meerdere keren voorgelegd aan de rechter. Dit is een kwestie waarmee ook een publiekrechtelijk lichaam in aanraking kan komen. Het is daarom belangrijk te weten in welke hoedanigheid bijvoorbeeld een gemeente handelt bij het verstrekken van opdrachten aan een aannemer. Dit is met name van belang om vast te stellen of de aannemer btw in rekening dient te brengen, of dat hij deze juist dient te verleggen naar de gemeente.

Basis van de regeling

Het begrip ‘eigenbouwer’ komt voort uit de zogenoemde ‘verleggingsregeling’. De regeling is onder andere van toepassing in de bouw en scheepsbouw en is bedoeld misbruik van btw te voorkomen. De regeling dient te worden toegepast wanneer een onderaannemer een werk van stoffelijke aard uitvoert in opdracht van de aannemer of wanneer personeel in deze sector wordt uitgeleend. Bij het uitvoeren van een werk van stoffelijke aard denken wij direct aan het bouwen van gebouwen, maar ook herstel-, schoonmaak-, onderhouds- en sloopwerkzaamheden aan onroerende zaken vallen hieronder.

In dergelijke situaties verlegt de onderaannemer de verschuldigde btw naar de aannemer. De aannemer brengt vervolgens de btw op de factuur in rekening bij de opdrachtgever. De uitzondering op de regel is wanneer de opdrachtgever als ‘eigenbouwer’ wordt aangemerkt. In dat geval dient de aannemer de btw naar de opdrachtgever/eigenbouwer te verleggen.

Eigenbouwer

Een ondernemer wordt als eigenbouwer aangemerkt en gelijkgesteld met de aannemer, als hij zonder opdracht te hebben gekregen van een derde, in de normale uitoefening van zijn bedrijf, een werk van stoffelijke aard (laat) uitvoer(en). Uit recente jurisprudentie is af te leiden dat het zijn van eigenbouwer pas mogelijk is, als de opdrachtgever een verdergaande bemoeienis heeft met de bouwwerkzaamheden in eigenlijke zin, dan een normale opdrachtgever. De eigenbouwer is hierbij betrokken bij bouwkundige vraagstukken en problemen die zich voordoen tijdens de uitvoering van het bouwproject en heeft hierin een beslissende stem. Het is niet vereist dat de opdrachtgever de werken zelf geheel of gedeeltelijk realiseert. Voldoende is dat de opdrachtgever de algehele leiding heeft bij het tot stand brengen van de werken.

Een opdrachtgever wordt gelijkgesteld met de aannemer en als eigenbouwer aangemerkt, wanneer hij dusdanig betrokken is bij de uitvoering van het werk, dat zijn rol vergelijkbaar is met die van de aannemer zelf.

Praktijk

De toepassing van de verleggingsregeling is verplicht en niet optioneel. Daarom dient steeds te worden onderzocht of een opdrachtgever als eigenbouwer dient te worden aangemerkt bij het verstrekken van een opdracht voor nieuwbouw of onderhoud van onroerende zaken. Dit is vooral van belang wanneer de aannemer de verleggingsregeling ten onrechte niet toepast.

Stel bijvoorbeeld dat de aannemer btw in rekening heeft gebracht bij de opdrachtgever, maar deze niet correct heeft voldaan op aangifte. Als de aannemer failliet gaat, kan de Belastingdienst de btw niet meer bij de aannemer naheffen. Wanneer blijkt dat de opdrachtgever als eigenbouwer had moeten worden aangemerkt en de aannemer de btw had moeten verleggen, zal de Belastingdienst de btw alsnog kunnen heffen van de opdrachtgever/eigenbouwer.

Voor gemeenten die een bestemmingsplan realiseren, geldt dat zij in die situatie veelal als eigenbouwer worden aangemerkt. Aangezien de gemeente in dit geval mede handelt als overheid, kan de verleggingsregeling niet worden toegepast voor dat deel van de werkzaamheden. Om ongewenste problemen te voorkomen, is goedgekeurd [klik hier] dat de aannemer in dergelijke gevallen de btw op de normale manier in rekening brengt aan de gemeente/eigenbouwer.

Wil jij meer weten over het zijn van eigenbouwer of de verleggingsregeling? Neem dan contact op met jouw EFK-adviseur, ons secretariaat op 072-5350525 of mail met ons via info@efkbelastingadviseurs.nl.